Waar bent u naar op zoek?

blog

Impressie van de synode

PThU naar Utrecht

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
10-05-2022

De Protestantse Theologische Universiteit vertrekt op termijn uit Amsterdam en Groningen en hoopt in september 2024 in Utrecht van start te gaan.

Er is onderhand een boeiende scriptie te schrijven over de plaatsen waar de theologie-opleidingen van de (voorlopers van de) Protestantse Kerk de voorbije 25 jaar gevestigd zijn, in combinatie met de motieven om te verhuizen of locaties af te stoten. Het debat over de inkrimping van zes naar drie steden staat me nog levendig voor de geest. Het ging in de betrokkenheid van de Gereformeerde Bond hierop daarbij allereerst om voldoende plaatsen in ons land waar jonge mensen adequaat (academisch én confessioneel) opgeleid worden tot werker in Gods Koninkrijk, vooral als predikant. Ten tweede spraken we daarbij over de gevolgen voor de hoogleraren van de Gereformeerde Bond.

Zes, drie, twee, één

Van Leiden, Utrecht, Kampen, Groningen en twee Amsterdamse universiteiten (in totaal zes) kende de kerk later drie en sinds 2012 twee plaatsen waar haar universiteit gevestigd was: in Amsterdam, waar de theologie zich de laatste jaren leek te concentreren, en Groningen, de noordelijke regio waarin bewust geïnvesteerd werd. Enkele jaren had de Gereformeerde Bond in Groningen zelfs twee van zijn hoogleraren, dr. H. van den Belt en dr. J. Hoek.

De positie en vitaliteit van een kerk zijn af te lezen aan haar theologische opleiding. Veelzeggend is dat de veranderingen elkaar daar snel blijven opvolgen. Voor de gemeenten is dit vrij onzichtbaar. Neergang in de kerk zien we voor het oog eerder aan een kleiner wordende gemeente, het moeilijk vervullen van de ambten, dreigende financiële tekorten. Er is echter beslist een wisselwerking tussen bloeiend geestelijk leven en een vitale opleiding tot dienaars van het Woord – en omgekeerd. Om die reden mogen kerkenraden belangstelling tonen voor het wel en wee van de Protestantse Theologische Universiteit, voor de uitstroom van haar studenten, voor de geestelijke vorming die ze daar ontvingen, ook voor het (gereformeerde) profiel van benoemde docenten en hoogleraren.

Toekomstbestendig

Tegen deze achtergrond is de concentratie op Utrecht als enige, toekomstige vestigingsplaats een teken aan de wand. De PThU-vestiging Groningen was in zakelijk opzicht failliet: een dubbele uitvoering van het nieuwe masterprogramma maakte het onderwijs te duur, terwijl elf procent van de universitaire begroting momenteel naar huisvestingslasten gaat. In Amsterdam kon de universiteit van onze kerk haar eigenheid onvoldoende bewaren.

Op 21 april presenteerde dr. C.P. Boele als voorzitter van het college van bestuur aan de synode de plannen. Hij gaf aan dat de keuze voor één vestiging in Utrecht de meeste kans biedt op een toekomstbestendige PThU en noemde het uitzonderlijk dat dit beleid unanieme steun heeft van de raad van toezicht, de universiteitsraad en het college van hoogleraren van de PThU. Boele verwacht dat de keuze voor Utrecht in 2034 tot een verdubbeling van de instroom zal leiden, ook omdat het programma flexibeler en beter op deeltijders afgestemd wordt. En de driejarige master zal beter afgestemd worden op wat de kerk van haar predikanten verwacht.

PThU-rector prof. P.M. Wisse onderstreepte dat Utrecht als stad in het hart van het voedingsgebied ligt, hier nauwer kan samenwerken met de dienstenorganisatie van de kerk en vooral haar zelfstandige positie kan versterken in samenwerking met niet-concurrerende partners. ‘Als je in Amsterdam in hetzelfde gebouw als de Vrije Universiteit (VU) zit, ben je nog niet institutioneel ingebed.’

Betrouwbare partner

Namens de commissie van synodeleden die samen de plannen besproken had, toonde ouderling F.A. van der Duijn Schouten (Ridderkerk) zich kritisch. Opnieuw naar een andere stad gaan, ‘raakt aan de PThU als betrouwbare partner’. En, ‘zichtbaarheid heeft in de theologische wereld niet te maken met je positie in een gebouw, maar met de wijze waarop theologen zich wetenschappelijk en maatschappelijk manifesteren. Ik zie daar meer van bij theologen van de Vrije Universiteit.’ Hij stelde voor het gesprek met de VU en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) te heropenen, om nu geldende bezwaren te bespreken.

Dr. G.J. Mink vroeg namens de Raad van Advies voor het Gereformeerd Belijden of er overlegd was met modalitaire organisaties die aan de VU geïnvesteerd hebben, omdat de PThU in Amsterdam zit. Hij doelde onder meer op de Gereformeerde Bond en zijn steun voor dr. H. van den Belt en dr. P. Veerman.

Namens 21 (!) synodeleden diende ds. A. Reitsma uit Enschede een tegenvoorstel in, waarin om uitstel gevraagd werd en nader gesprek met andere partners. Veel synodeleden lieten zich op vergelijkbare wijze horen. Ds. L. Plug (Barneveld) vroeg wat er precies zit tussen de VU en de PThU, ds. D.C. Groenendijk (Zuid-Beijerland) zou graag zien dat de PThU als geheel zich zo profileert als haar hoogleraren P.M. Wisse en T.A. Boer doen, terwijl ds. L.G. Bos (Krimpen aan den IJssel) zei dat de betrouwbaarheid van de PThU vanwege de zoveelste stap haar zwaar valt.

Speelruimte voor de synode

Scriba dr. R. de Reuver ging in zijn antwoord in op de precieze bevoegdheid van de synode, merkte op dat ouderling Van der Duijn Schouten de speelruimte voor de synode groter gemaakt had. ‘De raad van toezicht was voor het PThU-bestuur de lastigste gesprekspartner en stemde toch unaniem in.’ Namens deze raad zei mr. G. Endedijk dat het proces overdoen tot vermenging van verantwoordelijkheden leidt en dat ‘keer op keer’ met de VU gesproken is over de problemen in de gezamenlijke bachelor, ook over de duurzaamheid van de relatie. Hij zag geen mogelijkheid om meer met de VU te praten. Dr. C.P. Boele sloot hierbij aan: ‘Wij zijn met de VU tot het gaatje gegaan, terwijl met de RUG soepel en constructief overlegd is.’ Hij erkende wel dat de synode in heel korte tijd over de verhuizing moet spreken, terwijl aan de PThU dit proces van bezinning de vorige zomer al ingezet is.

Uiteindelijk stemden zes synodeleden tegen Utrecht als nieuwe en enige vestigingsplaats. Het tegenvoorstel van ds. Reitsma werd ingetrokken, nadat een amendement van oud. C.M. Molenaar (Veenendaal) aanvaard werd, waarin de PThU opgeroepen wordt ondanks de fysieke ontvlechting met de VU ‘samenwerking met VU en RUG te blijven zoeken, in het bijzonder waar het de toekomstige representatie in de opleiding van alle modaliteiten binnen de Protestantse Kerk betreft’. Hij refereerde hierbij aan de docenten van de Gereformeerde Bond.

Wetenschap en vroomheid

En zo keert de theologie – eerder besloot de Theologische Universiteit Kampen van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) al hiertoe – terug naar Utrecht, de plaats waar Gisbertus Voetius in 1634 bij de opening van de academie zijn beroemde rede over wetenschap en vroomheid hield, een ideaal dat niet verdampen mag.

Met belangstelling (en gedragen door de gebeden van de gemeente) mogen we de stap naar Utrecht volgen, de PThU houden aan haar belofte zichzelf inhoudelijk scherper te profileren. Het doet goed om in de advertentie voor een hoogleraar Dogmatiek, naar wie momenteel gezocht wordt, te lezen: ‘De PThU stelt zich als doel de representatie van de breedte van de Protestantse Kerk in de wetenschappelijke staf te bevorderen. Bij gelijke geschiktheid gaat om die reden de voorkeur uit naar een vertegenwoordiger van de klassiek-gereformeerde traditie.’

De bijzondere leerstoel aan de PThU, Geschiedenis van het gereformeerd protestantisme, die prof. dr. W.H.Th. Moehn sinds 2016 bezet, zal ongetwijfeld meeverhuizen naar Utrecht. Meer doordenking en overleg vergt de vraag naar hoe de Gereformeerde Bond zijn recente investeringen aan de Vrije Universiteit (denk aan prof. dr. H. van den Belt en dr. P. Veerman) vruchtbaar kan laten blijven voor de kerk.

Missionair wereldwijd en lokaal

Een soort van hoogtepunt tijdens de tweedaagse synode was de toespraak van de Groningse PThU-hoogleraar dr. Benno van den Toren, die binnen de bestaande leerstoel ‘Interculturele Theologie’ per 1 april jl. de leeropdracht ‘Missionaire roeping’ aanvaard heeft. Deze leeropdracht bestaat uit het doen van onderzoek naar de betekenis van ontwikkelingen in de wereldkerk voor de vernieuwing van de missionaire theologie en praktijk in Nederland.

In zijn toespraak verbond prof. Van den Toren zijn ervaring als zendeling in de Centraal Afrikaanse Republiek met zijn huidige lidmaatschap van het kernteam in de pioniersplek Korrewegwijk in Groningen. ‘Wat is de kracht van Christus in elke context?’ en ‘De wereldkerk helpt ons te zien waar wij verleid worden door idealen van onze cultuur, waardoor de helderheid van ons getuigenis van het Evangelie wordt gecompromitteerd.’ In het kader van de nieuwe leeropdracht wil prof. Van den Toren de vraag stellen hoe we als kerk in Nederland in een nieuwe minderheidssituatie het vertrouwen in de beslissende betekenis van het Evangelie kunnen verdiepen en misschien wel hervinden.

Kerkelijk werkers

Tijdens de laatste middag aanvaardde de synode het rapport ‘Geroepen om te dienen’, waarin gefocust werd op de onderlinge samenwerking van predikant en kerkelijk werker. Een zin om over na te denken: ‘Goede samenwerking hangt af van de lokale situatie en de karakters van de professionals, met name de predikant.’ De achtergrond hiervan is zowel de slechte rechtspositie van de kerkelijk werker als het verwachte predikantentekort in het geheel van de kerk.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.