Themanummer van Theologia Reformata over muziek
Jaargang 58 nummer 4 | Het laatste nummer van Theologia Reformata uit 2015 zoomt in op het thema ‘muziek’. Drs. C.S.H. Rijken meldt onder andere in ‘Psalmzang in Nederland.
In het verleden behaalde rendementen…’ dat bij het zingen van psalmen in de volkstaal de opdracht voor het componeren van de melodieën gegeven werd aan enkele eersteklas vakmensen. Dat de componist volksliedjes gebruikte voor de psalmen, is een fabel. Het Geneefse psalter wordt dan verward met de Souterliederkens.
Dr. K.W. de Jong stelt in ‘Blended worship als kader voor de eredienst’ vast dat bekende theologen als Oepke Noordmans of Gerrit Immink geen antwoord hebben op de belangrijke veranderingen in en sinds het midden van de vorige eeuw. ‘Ik ken geen voorbeelden van gereformeerde diensten die de slag hebben gemaakt van verbindend vieren.’ Met dit laatste verwijst hij naar de Amerikaan Robert E. Webber (1933-2007).
De vraag of het terecht is dat in de kerk bij het zingen alleen het directe Woord van God mag klinken (de psalmen), terwijl bij de andere elementen van de eredienst (gebeden, preek en formulieren) wel ruimte is voor een vrije vertolking en toepassing van de bijbelse boodschap, wordt besproken door drs. J. van der Knijff, ‘Muziek in kerk en cultuur binnen de gereformeerde gezindte: spanning en ontspanning.’ Hij kraakt harde noten: ‘Om maar te zwijgen van de ‘Eenige Gezangen’: waarom deze gezangen wél geaccepteerd zijn en alle andere gezangen en liederen in veel gevallen geweerd worden, is wel met historische maar niet met principiële argumenten te verdedigen. Of neem de angst voor de roomse zuurdesem: Waarom is luisteren naar een requiem of ‘Ave Maria’ fout, terwijl het wel geaccepteerd is om tijdens een orgelconcert weg te zwijmelen bij een ‘Meditation’ of ‘Sortie’ die een Franse componist voor de misliturgie in een roomse kathedraal heeft geschreven?’ Hij besluit met drie denklijnen die mogelijk voor een bepaalde ontspanning kunnen zorgen of de discussie in de gereformeerde gezindte verder kunnen helpen.
‘Wat gebeurt er met de aanwezigen in relatie tot wat zij op dat moment aan het doen zijn in het kerkgebouw, namelijk het vieren van liturgie?’ Hierop geeft dr. M. Hoondert antwoord in ‘Een performatieve benadering van muziek in de eredienst’. Zijn conclusie luidt dat zingen primair een ritueel is, dat voltrokken wordt en dat de woorden met hun inhoud daarna komen.
In ‘De betekenis van popmuziek voor geloven vandaag’, stellen ds. C. van den Berg en zijn Amsterdamse collega ds. B.J. van der Graaf dat popmuziek, net als literatuur en andere kunstvormen laten zien wat er ‘in de lucht hangt’. Ze sluiten aan bij dr. K.H. Miskotte: ‘Als je echt een gesprek wilt aangaan en als je het evangelie wilt communiceren, dan zul je wel moeten weten waar je gesprekspartners zitten.’
Prof. dr. M. Barnard bespreekt in ‘Jubal, de fluit en de lier. Orde scheppen in complexe muziekpraktijken?’ vijf kwaliteiten van muziek, die haar relatie tot God en geloof uitdrukken.
Voor abonnementen, proefnummers en losse nummers (€ 12,00) is het adres: bureau Gereformeerde Bond, Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; email: info@gereformeerdebond.nl.