Lang leve de leerdienst
De kerkenraad van de hervormde gemeente te X, waar ik volgende maand in een avonddienst hoop voor te gaan, stuurde me een mailtje: ‘Die dienst staat zondag 24 van de Heidelbergse Catechismus op het rooster. We stellen het op prijs als u die passage uit het belijdenisgeschrift leest en terug laat komen in uw preek…’
De lezer merkt: soms droom ik van een kerk die de leerdienst weer in ere herstelt. Waar is de tijd gebleven dat in ‘Gereformeerde Bondsgemeenten’ standaard de Heidelbergse Catechismus of de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan bod kwam in de avonddiensten? Soms ook de Dordtse Leerregels. Zonder veel discussie, meestal ook zonder een officieel besluit, zijn catechismuspreken naar de zijlijn geschoven. In veel gemeenten zijn ze eerder uitzondering dan regel.
Geloofsleer
Het is de vraag of gemeenteleden dat erg vinden. Veelal wordt de catechismus en de catechismuspreek een beetje als achterhaald, stoffig, saai of moeilijk gezien. Al die ‘bakken dogmatiek’, het leidt slechts tot ‘gezeur’ over de leer. ‘Niet de leer, maar de Heer’ – alsof die taalkundige vondst een adequate tegenstelling is. Maar goed, mensen willen vandaag een praktische preek. De vragen ‘Hoe houden we het vol?’, ‘Hoe leef ik als navolger van Jezus?’ worden urgenter, belangrijker geacht dan verhandelingen over de geloofsleer.
Toch kun je je afvragen of met het uit het beeld raken van de catechismuspreek en de gereformeerde belijdenisgeschriften er geen lacune ontstaat. De grote vraag is namelijk wat ervoor in de plaats komt. Veelal is dat een preek die een gastpredikant in zijn eigen gemeente ’s ochtends heeft gehouden, dus geen leerdienst. De vraag roept dat op of onze jongeren en hun ouders daardoor iets gaan missen, namelijk onderwijs over de kernzaken van het geloof, die systematisch behandeld worden.
Schoolmeesters
‘Men zal op de Zondagen, des namiddags, altijd catechetische predikatiën doen, waarin de Heidelbergsche Catechismus…’ Dit stelde de Dordtse Synode van 1618 en 1619. Al jaren eerder had de Nationale Synode in Den Haag (1586) bepaald dat er elke zondagmiddag gepreekt diende te worden uit de Heidelbergse Catechismus. Kennis van de geloofsleer achtte men van groot belang. Gemeenteleden dienden immers kennis te hebben van de inhoud van het geloof en wat inzake de geloofsleer de gereformeerde kerk onderscheidde van de Rooms-Katholieke Kerk en de vele doperse stromingen. Zo werd de Heidelbergse Catechismus een identity marker, een herkenbaar kenmerk.
Onze gereformeerde vaderen hamerden juist op de catechismusprediking, omdat zij het onderwijs belangrijk vonden. Kinderen moesten de vragen en antwoorden ‘domweg’ uit het hoofd leren. Schoolmeesters dienden de catechismus uit te leggen en aan te leren. Ook al begrepen de kinderen niet alles, eenmaal volwassen geworden was er wel een bodem gelegd waarop de verkondiging in de kerk kon resoneren. ‘Het kwartje viel’. Of niet.
Hekel én klankkast
Toen ik godsdienst gaf op een reformatorische middelbare school, kon je al snel merken wie wel de catechismus geleerd hadden. Je pikte de thuisbasis van de kinderen er zo uit: de Gereformeerde Gemeenten, de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Eerlijkheidshalve moet erbij gezegd worden dat velen vaak een hekel aan dat leren hadden gehad (leren was sowieso geen hobby), maar er was wel een basis gelegd. Er was een klankkast gecreëerd waarin ook preken kunnen resoneren.
Die klankkast is bezig te verdwijnen. Dat maakt het ook wel spannend.
Wezenlijk
De positie van christenen in onze samenleving dwingt ons tot de vraag: ‘Wat is wezenlijk?’ Is de oer-belijdenis Jezus Kurios, ‘Jezus is Heer’, niet voldoende? Toen ik in de multiculturele missionaire geloofsgemeenschap ‘Cross Culture Nieuwegein’ eens preekte over Zondag 1 (‘Mijn houvast is dat God mij vasthoudt’) riep dat herkenning op. Tegelijkertijd merk je in gesprekken met de leden van deze gemeente tal van verschillen, bijvoorbeeld als het gaat om het ‘hoe’ van het vieren van doop en avondmaal. Zo’n ervaring brengt ons enerzijds bij de kern, Jezus Kurios, anderzijds bij de vragen rond de geloofsleer.
Collegereeks
Twee jaar geleden verscheen de Gewone Catechismus van de hand van drie theologen: Arnold Huijgen (christelijk gereformeerd), Theo Pleizier (Protestantse Kerk) en Dolf te Velde (vrijgemaakt gereformeerd). De uitgave is geen vervanging van de Heidelberger, maar is bedoeld als een eigentijdse poging om in honderd vragen en antwoorden de kernthema’s van het christelijk geloof te behandelen.
In de loop van het seizoen 2019-2020 heeft de hervormde gemeente Vreeswijk (Nieuwegein) er een serie avonden over georganiseerd. In veertien lezingen namen theologen uit de Protestantse Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt elk een gedeelte voor hun rekening en gingen ons in de bezinning op de kernpunten van het geloof voor.
Het verrassende van de collegereeks vond ik niet alleen dat we veel kregen aangereikt om het geloof opnieuw, in de taal van deze tijd te verwoorden. Ten minste zo boeiend vond ik de ervaring dat we dankzij deze Gewone Catechismus, reden zagen om de Heidelberger weer onder het stof vandaan te halen, om die eeuwenoude tekst met nieuwe ogen te lezen. Beide uitgaven bevatten schatten waar ik gemeenteleden graag vertrouwd mee maak. Waarom zouden niet beide besproken kunnen worden in onze gemeenten?
Hoe langer ik er mee bezig ben, hoe meer ik het betreur dat ik nooit zo’n mailtje krijg van een gemeente: ‘Aan de orde is catechismuszondag nummer…’