Waar bent u naar op zoek?

Oorlogstaal in vredestijd

ds. A. van Zetten
Door: ds. A. van Zetten
27-05-2021

De christenen in Efeze ontvangen een bemoedigende en opbeurende brief van de apostel Paulus. Hij spreekt over Gods genade en noemt Christus ‘onze vrede’. Daarna reikt hij echter ook een oorlogsuitrusting aan. Hoe zou dit binnengekomen zijn bij de christenen in Efeze?

De apostel Paulus zet zijn brief in met een lofzang op Gods welbehagen over de verkiezende Vader, de verlossende Zoon en de verzegelende Heilige Geest (Ef.1). Daarna onderstreept hij de allesovertreffende grootheid van de kracht van onze Heere Jezus Christus (Ef.1:19), gezeten aan Gods rechterhand. Uitgebreid gaat Paulus in op het wonder en de zekerheid van Gods genade, voor Jood en heiden. Oorlogstaal is ver weg, wanneer hij Christus ‘onze vrede’ noemt (Ef.2:14). Paulus onderstreept dat Christus de vijandschap tussen Jood en heiden heeft gedood en vrede verkondigt aan hen die veraf én hen die dichtbij zijn (Ef.2:16,17).

Innerlijke strijd

Vanuit het diepe wonder van Gods genade komt Paulus dan met de oproep om navolgers van God te zijn en in liefde te wandelen (Ef.5:1). Als er al sprake is van oorlog of strijd is het een oproep tegen jezélf te strijden, om zo vernieuwd te worden, met de nieuwe mens bekleed het beeld van God gaan dragen (Ef.4:24). Wie zichzelf kent en vanuit Gods genade leerde leven, kent deze strijd. Het beeld van God dragen doortrekt immers heel ons leven en daarin hebben we onze oude mens niet mee. Het christelijke huwelijk komt aan de orde, de opvoeding in het gezin en de verhoudingen op de werkvloer. Christen zijn doortrekt heel ons leven. Dat geeft innerlijke strijd. ‘En wie zijn geest beheerst, is beter dan wie een stad inneemt.’ (Spr.16:32)

En juist op dit moment brengt Paulus de wapenrusting van God in. Nadat hij gesproken heeft van Gods genade en onze levensheiliging, zegt hij dus niet: gaat u maar rustig slapen (zie kader). Integendeel. Hij reikt een oorlogsuitrusting aan.

Geen vanzelfsprekendheid

Hoe zou het binnengekomen zijn bij die christenen in Efeze? Ze gingen trouw met hun broodtrommeltje onder hun arm naar het werk of genoten van hun oude dag. Als ze vrij waren, namen ze tijd voor ontspanning. Ze hadden Christus leren kennen en leefden vanuit het wonder van Zijn genade door het geloof alleen. Jawel, de zonde was er ook nog. Ze hadden tegen zichzelf te strijden, want ja, (ik kleur nu even in): ‘aan iedereen mankeert wel wat’ en ‘ik ben ook niet volmaakt’. Maar: ‘als je van genade leeft, dan kom je er wel.’

Dan brengt Paulus de wapenrusting in, omdat het kennelijk geen vanzelfsprekendheid is dat we standhouden (Ef.6:13). Er is geen grotere troost dan de volharding der heiligen, het wonder dat wie vast ligt in Gods hand er nooit uit zal vallen, maar we kunnen onszelf en elkaar er ook mee in slaap sussen. Dan heb je zomaar een wapenrusting nodig. En een jaarthema over volharding.

Kwade dag

We maken een grote vergissing als we denken dat de kwade dag waar Paulus over spreekt, in de toekomst ligt. De kwade dag is nu! Het is veelzeggend dat het woordje ‘kwaad’ hetzelfde Griekse woordje is dat we dagelijks op de lippen nemen in het gebed ‘leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de bóze.’ De boze is iedere dag actief. We houden zonder wapenrusting nu al geen stand.

Oorlogsanalyse

Ongetwijfeld zal de strijd tussen de oude en de nieuwe mens waar Paulus over sprak op z’n minst enige herkenning opgeroepen hebben. De bereidheid om te strijden tegen eigen zonden zal er in Efeze vast geweest zijn. Dat is God immers meer dan waard. Maar Paulus acht het nodig dat christelijk Efeze er meer van doordrongen is hoe penibel de situatie is. Er is een geestelijke strijd gaande. Niet rustig slapen. Alle hens aan dek. De duivel gaat rond als een brullende leeuw.

Nee, de situatie is niet hopeloos, want ‘Christus is onze vrede’, maar om stand te houden hebben we wel de wapenrusting nodig. Onderschat de situatie niet. Het is alsof de regering van een klein landje dat te maken heeft met vrij onbetekenende interne opstandjes, ineens te horen krijgt: Besef je dat die opstandelingen gesteund worden door grootmachten met hun eigen belangen? De vijand is machtiger dan je denkt, het gevaar groter dan op het eerste gezicht lijkt, er staat meer op het spel dan voor het oog schijnt.

‘Ga weg achter Mij, satan’, sprak Jezus tot Petrus. Wellicht omdat hij er geen benul had dat er een geestelijke strijd gaande was waar hij onderdeel van uitmaakte. Ook de christenen in Efeze moesten zich bewust worden van wat er in het geding was: ‘Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.’ (Ef.6:12)

Intussen waren de fronten wel heel concreet. Opmerkelijk dat even voor de versterking met de wapenrusting Paulus heel concreet benoemt waar het om gaat: huwelijk, gezin, gezag en trouw. Kan het concreter? En actueler…?

Standhouden

Overigens moeten we nauwkeurig op de oorlogstaal van Paulus letten. Hij spreekt hier niet over ‘overwinnen’. Stel je voor dat wij de boze machten om ons heen moeten overwinnen, stel je voor dat wij in eigen kracht de zonden in onszelf moeten overwinnen, dat wij de satan moeten verslaan. Nee, de overwinning is al behaald. ‘En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente.’ (Ef.1:22) Wij hoeven niet te overwinnen, maar hebben wel stand te houden, te volharden. Soldaten, gebonden aan de zegekar van Christus, kunnen kennelijk nog fors tekeergaan. Je hebt zo maar een trap te pakken. Maar Christus is Triomfator.

Wat is God goed: er is een wapenrusting voorhanden. Die reikt Hij ons aan. Hij is niet alleen Overwinnaar, maar rust ons toe met Zijn wapenrusting om zo volhardend staande te blijven, tot de eindoverwinning komt. Het geeft intussen te denken dat de dresscode defensief is.

Gij, Heer, alleen, Gij zijt

Verwinnaar in de strijd,

en geeft Uw volk de zegen.


Vredestaal

‘Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer zij straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn.’ Deze woorden sprak premier Colijn in 1936 (niet begin mei 1940, zoals soms wordt beweerd), toen het in Duitsland ‘nazieus’ begon te rommelen. Mensen werden onrustig. Moeten we ons voorbereiden op oorlog? Colijn probeerde hen gerust te stellen. Met de kennis van nu wellicht niet de meest wijze woorden van deze grote staatsman, maar in de context van toen niet eens zo vreemd. Oorlog is een groot woord en paniek helpt niet verder. Militaire retoriek zou alleen maar onrust geven. Een mens lijdt immers het meest aan het lijden dat hij vreest.

Paulus doet het tegenovergestelde. Hij brengt oorlogstaal in. Hij spreekt over wapenrusting, strijd, listen van de duivel en geestelijke machten van het kwaad. Oorlogstaal in vredestijd?

ds. A. van Zetten
ds. A. van Zetten