Waar bent u naar op zoek?

Oefening en strijd

Dr. R.W. de Koeijer
Door: Dr. R.W. de Koeijer
19-08-2021

Godsvrucht is een gave die opkomt uit de christelijke geloofsleer en uit de genade. Tegelijk is het een roeping die wordt aangeduid met termen als ‘oefening’ en ‘strijd’. Hoe moeten we deze verantwoordelijkheid opvatten? En hoe krijgt ze gestalte?

Verder blijkt de roeping tot godsvrucht allereerst uit te gaan naar allen die Gods gemeente voorgaan. In het vorige artikel zagen we hoe godsvrucht een gave van God is, vrucht van de Heilige Geest.

Inspanning

Tegelijk spreekt Paulus’ eerste brief aan Timotheüs over godsvrucht als een roeping waarbij de gelovige volledig wordt ingeschakeld. We komen de nadruk op deze verantwoordelijkheid tegen in woorden als ‘oefening’ (4:8) en ‘strijd’ (6:12), termen die wijzen op een actieve inzet. Laten we luisteren naar twee belangrijke teksten in deze brief, waarin we oefening en strijd tegenkomen. De eerste is deze:

‘Maar verwerp de onheilige en onzinnige verzinsels en oefen uzelf in de godsvrucht, want de oefening van het lichaam is van weinig nut, maar de godsvrucht is nuttig voor alle dingen, omdat zij de belofte van het tegenwoordige en van het toekomende leven heeft.’ (4:7-8)

Bij het grondwoord voor ‘oefen’ (gumnadze) heeft Paulus gedacht aan de sportscholen van zijn tijd, waarin de lichamelijke training centraal stond. De Griekse term herkennen wij in ons woord gymnastiek. De tekst zegt niet dat Paulus lichamelijke oefening waardeloos vindt, maar wel dat gymnastiek en atletiek een beperkte waarde hebben in vergelijking met de geestelijke oefening. Godsvrucht heeft namelijk te maken met de belofte van eeuwig leven, zowel met het oog op het heden als op de toekomst. De overeenkomst tussen gymnastiek en godsvrucht is echter dat beide inspanning en oefening vragen.

Strijd

De tweede term, ‘strijd’, komt in een andere centrale tekst voor:

‘U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na. Strijd de goede strijd van het geloof, grijp naar het eeuwige leven, waartoe u ook geroepen bent.’

Godsvrucht in het verband van geestelijke strijd heeft voor Timotheüs te maken met het ontvluchten van bepaalde zonden, zoals hoogmoed, ruzie en geldzucht. Anderzijds met het najagen van het goede van God, waarbij opnieuw innerlijke noties als geloof, liefde en zachtmoedigheid in één adem klinken met de praktische term gerechtigheid. Woorden als ‘ontvluchten’, ‘jagen’ en ‘strijden’ geven aan dat een leven van toewijding aan de Heere de volledige inzet van Timotheüs vraagt. Het is van groot belang dat hij wegblijft bij de zonde en zich richt op Gods bedoeling.

Concentratie op de leer

De vraag komt op: hoe is het mogelijk om deze roeping in praktijk te brengen? Paulus brengt Timotheüs’ verantwoordelijkheid niet in om zijn geestelijke zoon op zichzelf terug te werpen, alsof hij deze taak in eigen kracht zou moeten en kunnen volbrengen. De opwekking tot geestelijke oefening staat in nauwe verbinding met ‘gevoed door de woorden van het geloof en door de goede leer’ (4:6). Even later komen we God de Redder tegen (4:10) en de geestelijke overdenking (4:15), uitdrukkingen waarin de betekenis van de geloofsleer eveneens blijkt. Oefening in godsvrucht kan dus alleen plaatsvinden door een voortdurende concentratie op de christelijke leer.

Christelijke tevredenheid

Hoe deze geconcentreerde godsvrucht gestalte krijgt, zien we in het voorbeeld van christelijke tevredenheid. Tegenover de geldzucht van de dwaallichten verkondigt Paulus zijn geestelijke zoon dat de godsvrucht ‘een bron van grote winst’ is ‘vergezeld met tevredenheid’ (6:6). Daarna volgt de oproep om geldzucht te ontvluchten en juist geloof en eeuwig leven na te jagen (6:11-12). Het is nog gewoon menselijke wijsheid om te stellen dat we niets hadden toen we werden geboren en niets mee kunnen meenemen als we sterven. Dat geldt ook voor de conclusie die eraan wordt verbonden: ‘Als we echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn.’ (6:8)

De geestelijke grond van christelijke tevredenheid gaat echter dieper. Timotheüs is een ‘mens die God toebehoort’ (6:11), terwijl de rijken worden opgeroepen ‘dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van hun rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten’ (6:17). Het geheim van een tevreden leven ligt dus in God. Als Hij rijkdom geeft, is er ruimte om van veel dingen te genieten. Als rijkdom ontbreekt, mogen gelovigen alsnog dankbaar zijn voor voedsel en kleding. Het geheim van tevredenheid ligt dus niet in materiële overvloed, maar in de zorg van de hemelse Vader voor Zijn kinderen in al hun verschillende levensomstandigheden.

Voorgangers

De opwekking tot godsvrucht komt allereerst naar Timotheüs toe als voorganger in Efeze. Tegelijk worden andere leidinggevenden aangesproken: ouderlingen en diakenen (3:1-13). Paulus vond de aanwezigheid van goede ambtsdragers blijkbaar zo belangrijk dat hij hieraan een apart hoofdstuk heeft gewijd. Ouderlingen en diakenen dienen aan bepaalde vereisten voor het ambt te voldoen, waarbij het vooral gaat om een onberispelijk leven en een goed getuigenis van de kant van de gemeente (3:2,7). Het woord ‘onberispelijk’ moeten we niet opvatten als volmaaktheid, maar als een levenswandel zonder in het oog lopende gebreken. Direct na de passage over de ambtsdragers wijst Paulus op het ‘geheimenis van de godsvrucht’ (3:16). Met name ambtsdragers en leidinggevenden hebben niet alleen de roeping gekregen om te waken over de gezonde leer, maar ook om de gemeente voor te gaan in een leven van godsvrucht. De vermelding van Gods heil direct daarna maakt helder dat ook ambtsdragers niet worden teruggeworpen op hun eigen inzicht en kwaliteit. Hun inspiratiebron ligt juist in de gezonde leer van het Evangelie. Hun hartelijke betrokkenheid daarop zal echter zichtbaar worden in een ‘voorbeeldig’ leven van zuiverheid, reinheid en gehoorzaamheid.

Gave én opgave

In de eerste plaats leren we dat gave en opgave een eenheid vormen in het christenleven. Terwijl we de vorige keer aandacht vroegen voor godsvrucht als gave van de Heilige Geest, leggen we er nu de nadruk op dat gelovigen via de termen oefening en strijd worden ingeschakeld en daarom volledig verantwoordelijk zijn. De eerste Timotheüsbrief geeft aan dat de kracht voor oefening en strijd niet ligt in onze eigen mogelijkheden, maar in de doorwerking van de gezonde leer van Christus, de Zaligmaker en Middelaar. Tegelijk blijft de opwekking tot een levensstijl van godsvrucht voluit staan. In de rest van het Nieuwe Testament ligt dit overigens niet anders: terwijl de opgave rust in de gave, brengt de gave de opgave mee. Op deze manier staat de roeping tot godsvrucht in het teken van de dankbaarheid die je als christen verschuldigd bent voor Gods verlossing. Het tweede leerpunt is dat met name ambtsdragers geroepen zijn om een leven van godsvrucht te leiden.

Vaak worden bij het werk van leidinggeven aan de gemeente vooral gaven benoemd als communicatie, gevoel voor jong of oud en kennis van de vragen van onze huidige tijd. Deze hebben natuurlijk hun eigen plaats, maar volgens de eerste Timotheüsbrief gaan zorg voor de goede leer én godsvrucht voorop. Juist ambtsdragers dienen de gemeente te bewaren bij de zuivere leer en bij een levensstijl die daarmee in overeenstemming is. Deze concentratie op hoofdzaken zal ook in onze tijd geestelijk nut hebben voor de gemeente.

Totale levenspraktijk

Tot besluit vatten we de artikelen samen. Het woord godsvrucht, dat opvallend vaak voorkomt in de eerste brief aan Timotheüs, wordt gekenmerkt door de notie van eerbied of ontzag voor God. De bron ervan is de gezonde leer van het Evangelie, want daarin ontdekken we wie God is en wat Hij heeft gedaan. Wat blijkt? Onze God is groot en ontzagwekkend. Deze kennis is verbonden met de liefde en brengt daarom tot liefdevolle eerbied en eerbiedige liefde. Terwijl godsvrucht een onmisbare binnenkant heeft van geloof, liefde en zuiverheid, is het uitgestrekt over de totale levenspraktijk. Godsvrucht maakt leven met de Heere een concrete en allesdoortrekkende werkelijkheid. Ze is gave van de Heilige Geest en zo tegelijk dagelijkse roeping.

Opwekking

Enkele jaren geleden verscheen in de Verenigde Staten een boek met de titel The Forgotten Fear: Where Have All the Godfearers Gone? (De vergeten vrees: Waar zijn alle godvrezenden gebleven?). De auteur ervan, de predikant Albert N. Martin, wil met dit boek waarschuwen tegen het verdwijnen van de notie van de godsvreze of godsvrucht. Als de eerbiedige concentratie op de Heere vervaagt of zelfs verdwijnt, heeft dat ongetwijfeld ingrijpende gevolgen voor de totale geestelijke praktijk. In plaats van God zal de mens centraal komen te staan. In plaats van ontzag voor de Heere zullen oppervlakkigheid, lichtzinnigheid en dwaalleer de overhand hebben. Laten we daarom elkaar opwekken om twee belangrijke noties uit de eerste Timotheüsbrief vast te houden. Ten eerste de belijdenis: ‘de godsvrucht is nuttig voor alle dingen’ (4:8). Ten tweede de roeping: ‘oefen uzelf in de godsvrucht’ (4:7). Het is een oefening die alle lichamelijke training ver overtreft. Die bovendien tot Gods eer is en tot heil van de gemeente.

Dr. R.W. de Koeijer
Dr. R.W. de Koeijer