Waar bent u naar op zoek?

Vrouw en ambt

ds. J.A.W. Verhoeven
Door: ds. J.A.W. Verhoeven
16-09-2021

In de afgelopen jaren heeft het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zich intensief beziggehouden met vragen rondom de hermeneutiek: hoe weten wij of ons verstaan van de Bijbel recht doet aan de bedoeling van de Heilige Geest? In dat onderlinge gesprek kwam, lettend op doorgaande ontwikkelingen in de gemeenten, opnieuw de vraag op tafel of wij ruimte zien voor een vrouwelijke ambtsdrager.

Die vraag is niet eenvoudig, omdat het spreken van de Bijbel over man en vrouw gevarieerd en kleurrijk is. Uiteindelijk maken wij de afweging dat de Bijbel geen ruimte laat voor de openstelling van het regeerambt voor de vrouw.
Vanuit en namens het hoofdbestuur geef ik daarvan rekenschap, ten dienste van het beleid van kerkenraden. Deze katern behandelt niet in de eerste plaats allerlei bijbelteksten, maar plaatst de thematiek in een groter kader. Op de achtergrond spelen namelijk grote theologische vraagstukken mee. Het gaat dan over ambt en charisma, schepping en Koninkrijk, Geest en Woord, openbaring en cultuur.

Ambt
Over de verhouding van man en vrouw in de Bijbel is veel geschreven. Minstens zo ingewikkeld is echter de vraag: wat is ambt? Ik pleit ervoor om in eerste instantie te denken vanuit Christus en in tweede instantie vanuit de Heilige Geest.
Het kenmerkende van het ambt is de volmacht die Christus verleent aan de twaalf discipelen (Matt.28:18-20; Mk.3:14-19; Joh.20:19-23, etc.). Paulus claimt dat ook hij tot deze kring behoort, de ‘steunpilaren’ waarop de kerk rust (Gal.1-2; vgl. Matt.16:18). Deze discipelen zijn ooggetuigen van Zijn kruisiging en opstanding (Hand.1:21-22; 1 Kor.15:1-10). Zij hebben het geloof ‘overgeleverd’ (1 Kor.11:23; 15:3; 2 Petr.2:21) aan de kerk. Dit is het geloof van de kerk (1 Tim.3:9; 4:6; 5:8; 2 Tim.4:7). Het ambt geeft dan ook uitdrukking aan de eenheid en katholiciteit van de kerk. Het getuigenis van de apostelen is ‘eenmaal overgeleverd’ (Jud.:3), eens en voorgoed. Het is het getuigenis van de apostelen, het ‘pand’ dat bewaard moet worden (Luk.1:1-4; 1 Tim.6:20; 2 Tim.1:14). Er is geen voortgaande openbaring na de afsluiting van de canon. Er is wel voortgaande leiding van de Heilige Geest door de eeuwen heen. Die bestaat daarin dat we steeds meer als het ware in de Schrift getrokken worden.

Christusrepresentatie
De verhoogde Heere schenkt vanuit de hemel ambtsdragers aan Zijn gemeente (Ef.4:1-16). Hij werkt door hun dienst. Zij representeren Hem tegenover de gemeente. In de reformatorische opvatting is de kern van de ambtelijke taak de bediening van de verzoening (2 Kor.5:11-21; HC, zondag 31). Zonder ambtelijke bediening van het Woord kan de gemeente van Christus niet bestaan. Ambtelijke dienst is dienst aan het Woord. Dat brengt een eigensoortig gezag mee, niet heersend maar dienend. Het ambtelijke gezag manifesteert zich naar de mate waarin de ambtsdrager dienaar van het Woord is. Typerend voor ‘ambt’ is dus de Christusrepresentatie. Dat kan echter niet los gemaakt worden van het werk van de Heilige Geest, en ook niet los van de gemeente. Het ambt heeft de gemeente nodig. Ambtsdragers worden vanuit het midden van de gemeente geroepen. In die gemeente geeft de Heilige Geest – die altijd de Geest van Christus is! – allerlei charismata (genadegaven) in een rijke variëteit. De ambten zijn als de gewrichten in het lichaam van Christus. Ambt en charisma veronderstellen en dienen elkaar wederkerig.

Veelkleurige gaven van de Geest
‘Och, of allen van het volk van de Heere profeten waren!’ Deze uitroep van Mozes (Num.11:29) wordt werkelijkheid door de uitstorting van de Heilige Geest op alle vlees. Mannen en vrouwen delen op gelijkwaardige wijze in de gave van de Geest.
Dat is het nieuwe van het nieuwe verbond. Zonen en dochters zullen profeteren, dienaren en dienaressen (Hand.2:17-18; zie kader over Gal.3:28). Paulus spreekt zonder terughoudendheid over vrouwen die in de gemeente profeteren (1 Kor.11:2-16). Luther heeft sterk beklemtoond dat elke christen een ambtsdrager is. De Heidelbergse Catechismus betrekt de zalving van Christus niet op het kerkelijke ambt, maar op het algemene ambt van iedere gelovige (zondag 12). Ieder gelovige, man of vrouw, deelt gelijkelijk in de charismata van de Heilige Geest, en is geroepen de ander (‘elkaar’ is een belangrijk bijbelwoord!) daarmee te dienen (1 Kor.12). Een tamelijk willekeurig voorbeeld: ‘Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen, in alle wijsheid; onderwijs elkaar, en wijs elkaar terecht….’ (Kol.3:16) Ook vrouwen moeten volgens de apostel dus ingeschakeld worden in het onderwijs. Het kerkelijke ambt is niet bedoeld om de gemeente in te tomen, maar juist om de volheid van de veelkleurige gaven van de Heilige Geest te stimuleren. Zie daarvoor verder de brochure Geroepen vrouw.

Apostolische volmacht
Het kerkelijke ambt heeft de genadegaven nodig, maar is zelf geen uitvloeisel of een variant van de genadegaven. Als dat wel zo zou zijn, zouden vrouwen zonder problemen kunnen participeren in het ambt. Zoals we hierboven hebben gezien, komt het kerkelijke ambt echter op uit de apostolische volmacht. Het is in essentie dienst van de verzoening. Die dienst bestaat in bemiddeling en uitdeling. Wat Christus eens en voorgoed verworven heeft in Zijn kruis en opstanding – gerechtigheid, heiligheid, heerlijkheid – deelt Hij nu uit door middel van de ambtelijke dienst en door de kracht van de Heilige Geest. Door deze dienst van het Woord verwerft Hij Zich een bruid.
Onder het oude verbond wordt deze dienst van de verzoening meestal verbonden aan de figuur van de priester. Dat is altijd een man. In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus twaalf mannen uitkiest als Zijn apostelen, hoewel Zijn omgang met vrouwen revolutionair anders is dan in de Grieks-Romeinse wereld gebruikelijk was. Vrouwen waren de eerste getuigen van Zijn opstanding. Des te meer valt op dat zij niet in de apostelkring worden opgenomen. Vrouwen waren in de eerste christelijke gemeente volop betrokken bij de opbouw van de gemeente, maar nergens lezen we over een vrouwelijke opziener of ouderling.

Hoofd
De gedachte dat dit alles slechts een kwestie is van de beperkte culturele setting van de Bijbel, is niet overtuigend. Het onderwijs van het Nieuwe Testament over de verhouding man en vrouw wordt namelijk gedragen door een beroep op de schepping, het duidelijkst in 1 Timotheüs 2. De mens is geschapen naar het beeld van God, mannelijk en vrouwelijk (Gen.1:27). Man en vrouw zijn gelijkwaardig, maar niet inwisselbaar. In 1 Korinthe 11:2-16 staat dat God het hoofd is van Christus, Christus het hoofd van de man en de man het hoofd van de vrouw. Dat wijst op ordening. ‘Hoofd’: de eerste, hij die voorop gaat. Dat wordt ingevuld vanuit Christus: ‘hoofd’ is iemand die zichzelf geeft ten bate van de ander. Dat heeft niet met heerszucht te maken, maar met dienende liefde. Wanneer de apostolische brieven schrijven over ‘onderdanigheid’, grijpen ze niet terug op Genesis 3, maar op de ordening die de Heere volgens Genesis 1 en 2 in Zijn wijsheid in de schepping heeft verweven. Genade wist dat niet uit, maar vernieuwt dat.

Scheppingswijsheid
Kan het zo zijn dat een beroep op de Heilige Geest of op de eschatologische geladenheid van het komende Koninkrijk de betekenis van de schepping relativeert? Die denkroute wordt in de Bijbel afgesneden. Veeleer wordt de oorspronkelijke bedoeling van Gods scheppingswijsheid door de Heilige Geest juist aan het licht gebracht. De gereformeerde theologie heeft oog voor de eigen betekenis van Gods handelen in de schepping. Er liggen schepselmatige ordeningen in de schepping opgesloten die wijsheid van God reflecteren (Spr.8). Die wijsheid gaat vooraf aan elke cultuur en staat daarom boven elke cultuur. Het is waar dat we daar geen directe toegang toe hebben, vanwege de zondeval. Christus is echter verschenen. Hij is de Wijsheid in eigen persoon. En Hij schenkt wijsheid (Kol.1:15-20). Zijn werk reikt ons de leesbril aan. Zijn Koninkrijk komt niet haaks te staan op Zijn werk in de schepping. Overigens blijft voortdurend nodig dat de Heilige Geest ons verstand verlicht om te verstaan waar het op aan komt. We erkennen onze beperktheid. We weten ons afhankelijk.

Cultuur
De Bijbel is ontstaan onder bepaalde culturele omstandigheden. Het is nodig ons daarvan rekenschap te geven. ‘De tekst als geheel blijft echter de drager van Gods boodschap, mét haar culturele gewaad.’ (dr. P.F. Bouter) De betekenis van een bijbeltekst ligt ín die tekst, niet erachter.
En wij als lezers maken deel uit van ónze cultuur. Het is goed dat we ons daarvan bewust zijn. De lezer brengt veel mee. Maar de cultuur van de lezer is niet (mede) een sleutel om de Schrift te verstaan. Dat geldt trouwens ook voor orthodox denkende christenen. Gehoorzaamheid aan de Schrift valt niet automatisch samen met conservatisme.
Onze cultuur is diepgaand beïnvloed door Verlichting en Romantiek. Nu is niet alles wat daaruit voortkwam verkeerd. Het feminisme scherpte ons oog voor machtspatronen bij mannen, ook binnen de kerk. De psychologie bracht meer inzicht in de geestesgesteldheid van de mens. Wetenschappelijk onderzoek bracht veel zegeningen. Dat betekent echter niet dat de Verlichtingsidealen van gelijkheid en individuele vrijheid sleutels kunnen zijn om de bijbeltekst te verstaan. Integendeel, deze idealen zijn uitgegroeid tot een dwingende macht met een agenda, een ideologie. Ze willen onverbloemd een einde maken aan het geloof in God. Ze zijn in essentie atheïstisch, al wordt dat soms nog wat versluierd door de na-ebbende invloed van een christelijk humanisme.
De kerk moet niet argeloos zijn. We lezen de Bijbel niet in neutraal gebied. Vanuit de Verlichting werd de rede de hoogste norm voor waarheid, vanuit de Romantiek het individueel opgevatte gevoel. ‘Voor mij voelt het goed’ – dat duldt geen tegenspraak. Er is rond het Schriftverstaan een geestelijke strijd gaande. Er waart in deze laatste dagen een geest van dwaling rond die elke religie gedoogt, zolang de Naam van Israëls God maar niet wordt genoemd (2 Thess.2; 2 Petr.2). Het komt er voor de christelijke gemeente in West-Europa op aan de geest van wetteloosheid te ontmaskeren en te weerstaan, in liefde, nederig, met volharding, en door een heilige levenswandel.

Schrift
De concrete beslissingen vallen niet allereerst bij de uitleg van bepaalde passages in de Bijbel, maar bij het verstaan van de Schrift als geheel. Iedere lezer komt voor de vraag: ben ik bereid te buigen voor God, Die hier tot mij het woord richt? Onderwerp ik mij aan Hem? Strikt genomen heeft de Bijbel geen mensen nodig die hem verdedigen. De Bijbel kan voor zichzelf spreken en doet dat ook.
De Reformatie kent amper een leer van de Heilige Schrift, zeker niet los verkrijgbaar van de overgave aan de Heere. Het sola scriptura functioneert alleen hand in hand met het sola gratia en het sola fide. De Heidelbergse Catechismus bijvoorbeeld vraagt niet: wat gelooft u van de Bijbel? Ook niet: welke troost ontvangt u uit de Bijbel? Veeleer waait door elke vraag en antwoord een geest van ongekende blijdschap en diepe verwondering over wat de Heere ons in Zijn Woord belooft. De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: ‘Wij belijden dat het Woord niet is voortgekomen uit de wil van mensen, maar dat mensen, gedreven door de Heilige Geest, van Godswege gesproken hebben. Wij ontvangen de bijbelboeken als heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen.’
Die ‘wij’ zijn niet individuele christenen, een achterhoede die probeert orthodox te blijven. Nee, het is de kerk van Christus in haar katholieke gestalte. De kerk belijdt verwonderd, dankbaar en met vreugde de drie-enige God ‘in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als enige bron en norm van de kerkelijke verkondiging en dienst’ (Kerkorde van de Protestantse Kerk, Art.I.3).

Conclusie
Gedacht vanuit het handelen van God in de schepping en vanuit de Christusrepresentatie is het niet mogelijk vrouwen in het regeerambt te stellen. De participatie van vrouwen in de christelijke gemeente is volgens het Nieuwe Testament overigens wel breder en rijker dan in onze huidige kerkelijke praktijk. Er blijft dringend gebed nodig om de Heilige Geest, Die ons volgens de belofte van Christus zal leiden in alle waarheid.

Auteur van deze brochure is ds. J.A.W. Verhoeven, voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en predikant van de hervormde wijkgemeente van bijzondere aard te Krimpen aan den IJssel.


 

Chicago Statement
In 1978 stelden 200 theologen het Chicago Statement on Biblical Inerrancy op. In negentien artikelen nemen zij het op voor de betrouwbaarheid en foutloosheid van de Bijbel met als belangrijkste argument dat God betrouwbaar is. Het document kan ondertekend worden. Positief te waarderen is dat in deze verklaring over de Schriftleer gewezen wordt op het belang van de Godsleer. Inderdaad is dat de kernvraag: wie is deze God, Die Zich in de Bijbel openbaart? Als ik in de Bijbel lees, Wie ontmoet mij dan? Toch houden we ook vragen. De term ‘foutloosheid’ brengt ons in een al te verstandelijk taalveld. De leer van de Schrift krijgt geïsoleerde nadruk, die in de Reformatie zo niet bekend was. De ondertekening van een document vat de zaak te licht op, alsof daarmee het onheil kan worden bezworen. Het gaat ons veeleer om de geloofszekerheid dat de sprekende God ons niet bedriegt. Die zekerheid kan niet op voorhand veiliggesteld worden. Ze wordt ons geschonken in het uur van de aanvechting. Het is een belijdenis.


Galaten 3:28
In allerlei uitingen over vrouwelijke ambtsdragers wordt dikwijls een beroep gedaan op Galaten 3:28. Deze tekst roept een nieuwe heilshistorische werkelijkheid uit. In Christus vervalt het verschil tussen Jood en Griek, slaaf en vrije, man en vrouw. De doop verzegelt dat. ‘U bent allen één in Christus Jezus.’ De eerste vier hoofdstukken van Galaten gaan over de vraag wat van niet-besneden gelovigen (uit de volken dus) gevraagd mag worden. Paulus is zeer beslist: niets anders dan van besneden gelovigen: geloof in Christus. Wij die van nature Joden zijn, worden op dezelfde manier behouden als niet besnedenen: door genade alleen! Een besnedene heeft geen streepje vóór op een niet-besnedene (Rom.3:21-31; 9:24; 10:4). Galaten 3:28 voegt toe: een vrij man heeft niets voor op een slaaf en een man niet op een vrouw. Niemand heeft iets voor op wie dan ook. Wij zijn immers gelijkelijk zondaren. Wij worden als goddelozen gerechtvaardigd. Er is geen ander Evangelie!
Daarmee zegt deze tekst echter niet dat verschillen niet (mogen) bestaan. De genade is voor ieder gelijk, de roeping is verschillend: de roeping namelijk om als besneden Jood, als heiden, als vrij man, als slaaf, als man en als vrouw nieuw te wandelen door de Geest in de vreze des Heeren. Overigens bestaat er verschillend soortelijk gewicht tussen de drie categorieën. De tweeledigheid van Jood en heiden blijft de gemeente vergezellen (Rom.1:16; 3:1-2). Heren en slaven worden in de brieven apart aangesproken, maar nergens wordt slavernij gelegitimeerd. Het Nieuwe Testament tendeert naar opheffing van de slavernij, omdat het een machtsverhouding betreft die niet terug te voeren is op een goddelijke ordening. Zij vloeit veeleer voort uit de zonde.
Dat laatste geldt niet voor de verhouding man en vrouw. De zonde werkt daar wel op in. Er kunnen verkeerde machtsverhoudingen ontstaan en dat is inderdaad al te vaak de realiteit. Dat man en vrouw elk hun eigen roeping hebben, is in zichzelf echter niet zondig. Integendeel, het gaat terug op Gods bedoeling. Het is dus meer dan een sociale constructie. Het Evangelie van vrije genade heft de eigen roeping van mannen en vrouwen niet op. Genade heft de schepping niet op. Het gaat in Galaten 3:28 om de vraag wie op welke manier deel krijgt aan Christus. ‘Iedere nauwkeurige exegeet stemt toe, dat Galaten 3:28 de geestelijke gelijkwaardigheid van man en vrouw bespreekt, niet de kerkrechtelijke positie van de vrouw.’ (dr. H. Goedhart)


De kerkelijke praktijk
De kerk stelde in 1958 het ambt open voor de vrouw. De Gereformeerde Bond heeft zich altijd bescheiden en beslist uitgesproken. Het kan niet onduidelijk zijn welke keuzes wij maken. De Gereformeerde Bond is echter geen ambtelijke vergadering. Soms worden predikant-leden van de Gereformeerde Bond uitgenodigd het Evangelie te verkondigen in een gemeente die vrouwelijke ambtsdragers kent. Soms worden ze er beroepen. Sinds 1958 leven wij met dat gegeven en dat stelt ons voor een dilemma, omdat we ons geroepen weten het Woord te dienen in een kerk die het ambt heeft opengesteld ook voor vrouwen.


Twee brochures
De Gereformeerde Bond gaf nog vrij recent twee brochures uit, die als een tweeluik bedoeld zijn. De eerste is geschreven door dr. P.F. Bouter, Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. Over man, vrouw en ambt. Daarnaast schreven prof. dr. J. Hoek en dr. M. van Campen Geroepen vrouw. Vrouwen in Christus’ gemeente. Beide brochures zijn te bestellen via info@gereformeerdebond.nl. 


Gespreksvragen:
1. Welke tendensen neemt u waar in onze samenleving als het gaat om de verhouding man-vrouw? Hoe beoordeelt u die vanuit de Bijbel en vanuit de (kerk)geschiedenis?
2. Spreek met elkaar door over de manier waarop Galaten 3:28 in deze brochure wordt uitgelegd. ‘De genade is voor ieder gelijk; de roeping is verschillend.’ Op welke manier helpt dit u in de onderhavige bezinning?
3. Op welke manier kunnen, buiten het bijzondere ambt, juist vrouwen worden ingeschakeld bij de geestelijke opbouw van de gemeente? Is daarvoor in uw gemeente voldoende ruimte?

ds. J.A.W. Verhoeven
ds. J.A.W. Verhoeven