Waar bent u naar op zoek?

Legaten en delegaten

drs. Elma Nobel MA
Door: drs. Elma Nobel MA
27-10-2022

Grootouders spelen een belangrijke rol in de geloofsopvoeding van hun kleinkinderen. Welke invloed heeft hun eigen opvoeding daarin, en wat zijn de dingen die ze als positief en negatief hebben ervaren?

De meeste grootouders uit het onderzoek zijn ‘kerkwisselaars’. Ze zijn afkomstig uit de (Oud) Gereformeerde Gemeenten en in hun jeugd, bij hun huwelijk of later hervormd geworden. Soms was de kerk niet meer in beeld, maar door de relatie ging iemand weer naar de kerk.

Ontmoeting

Anderen zijn als echtpaar een aantal of tientallen jaren niet naar de kerk gegaan. Dat kwam door verhuizingen of doordat er ‘mot’ was met de kerkenraad. Later in hun leven werden ze naar de kerk toegetrokken door familiegebeurtenissen, zoals een overlijden of omdat hun kind dat vroeg: ‘Waarom gaan wij niet naar de kerk?’ In meerdere interviews kwam het belang van de Alpha-cursus voor de geloofsontwikkeling naar voren. Door de ontmoeting met anderen gaan mensen nadenken. Het laat zien dat het sociale aspect van geloofsontwikkeling een belangrijke factor is. Bij twee gezinnen zijn alle kinderen hervormd, bij twee bijna allemaal evangelisch en bij twee gezinnen hervormd en evangelisch. Bij drie gezinnen zijn alle kinderen niet meer kerkelijk betrokken en bij twee gezinnen gaat een van de kinderen niet meer naar de kerk. Grootouders lijden eraan, wanneer hun kinderen niet meer geloven en geen kerk meer bezoeken.

Roeping

De respondenten geven aan dat hun grootouders soms een grotere betekenis hebben gehad voor de geloofsopvoeding dan hun eigen ouders. Zelf passen ze nu regelmatig op hun kleinkinderen en willen hun het geloof meegeven. Het feit dat bij zes van de negen gezinnen van respondenten een of meerdere kinderen in hetzelfde dorp wonen, maakt regelmatig oppassen gemakkelijker.

In de focusgroep komt naar voren dat grootouders het soms als roeping zien om hun kleinkinderen geloofszaken bij te brengen, omdat de kinderen niet meer geloven of omdat de kinderen het zo druk hebben dat ze aan geloofsopvoeding weinig toekomen.

Hoofdvraag

In welke mate hebben grootouders legaten (erfgoed) en delegaten (erflast) ervaren in hun geloofsopvoeding en hoe denken zij dat deze hebben doorgewerkt in de opvoeding aan hun kinderen en kleinkinderen? Onderstaande tabel maakt dat duidelijk.

Bijbellezen

Bijbellezen blijkt van generatie tot generatie doorgegeven te worden. Grootouders zien dit terug in de gezinnen van hun kinderen voor zover die kerkelijk zijn gebleven. Bij het bijbellezen is het positief te noemen dat er zoveel keuze is aan bijbels voor verschillende leeftijdsgroepen.

De christelijke school, waar psalmen worden geleerd, is van groot belang, juist ook wanneer kinderen niet meer kerkelijk zijn. ‘Ik ben zo blie dat ik alle psalmen ken, want ik kan met die mensen (op het werk) zingen zonder dat ik een psalmboekje nodig het’, sprak een Veluwse dame. De kleinkinderen krijgen zo toch de inhoud van het geloof mee. Hierbij speelt mee dat er op de Veluwe veel dorpen zijn waarbij de enige school op het dorp een christelijke identiteit heeft.

Doop

Ook de levenshouding van hun eigen (groot)ouders hebben de respondenten als legaat ervaren. Niet altijd werd er veel gezegd, maar sprak de levenshouding boekdelen.

Grootouders die een positief beeld van God meekregen, behouden dat en geven dat door aan hun (klein)- kinderen. Anderen waarderen het gedifferentieerde beeld van God – God is liefde én Hij is heilig – en geven dat door aan (klein)kinderen.

De focusgroep benoemt ook huwelijk en doop als legaat. Ook als er weinig binding met de kerk is, willen stellen toch trouwen in de kerk of een kind laten dopen. Men wil niet breken met de (familie)traditie. Maar niet iedereen op een dorp wordt gedoopt. Zo kan een kleinkind vragen: ‘Ik ben niet gedoopt. Mag ik nou niet naar de Heere God?’

De grootouders in dit onderzoek zien liever dat hun kleinkind in een evangelische gemeente wordt opgedragen dan dat er niet gedoopt wordt. Wanneer hun kinderen of partner zich laten overdopen, is dit een gevoelig thema, mede vanwege het feit dat er druk vanuit een gemeente achter kan zitten.

Belijdenis doen

De belevingen rondom catechisatie zijn divers. De meegekregen kennis wordt gewaardeerd alsmede de gezelligheid, maar moeite was er vanwege een moeilijke methode of wanorde. Vrijwel alle grootouders hebben hun kinderen naar catechisatie laten gaan, tenzij het gezin in die levensperiode zelf niet kerkelijk was.

Belijdenis doen deed je in de jeugd van grootouders veelal uit gewoonte. Het was ook nodig om te kunnen trouwen of te dopen. Verschillenden deden belijdenis op latere leeftijd, omdat ze later tot geloof kwamen. Een bijzondere reden is het delict dat een familie kan treffen. Een familielid kan slachtoffer of dader zijn. Dit kan intense emoties geven, zoals haat en angst, bij de andere familieleden, wat een verhindering bleek voor het doen van belijdenis.

(Klein)kinderen nu doen veel vaker bewust belijdenis. Een grootouder verzuchtte: ‘Ik zie bij de jongste twee dat ze heel bewust belijdenis hebben gedaan (…) maar toch dat ik daar wel eens jaloers op was. Dat ik dacht: ik zou zo weer belijdenis willen doen.’

Bidden

Rondom bidden, het heilig avondmaal en het geloofsgesprek worden de meeste delegaten ervaren. Het zijn religieuze praktijken waarbij een ouder een kijkje in de ziel kan tonen. De meeste grootouders zijn opgevoed met stil gebed. Soms snoof de vader ten teken dat iedereen de ogen weer open kon doen. De meeste grootouders hebben het stille gebed overgenomen voor hun eigen gezin, wat ze achteraf liever anders hadden gedaan. Bij de gezinnen van hun kinderen is het beeld wisselend: er wordt hardop gebeden, in stilte gebeden en sommigen bidden (enkel) stil of hardop als een grootouder op bezoek komt. Kleinkinderen leren vrijer te bidden, onder andere door het bezoek aan een christelijke school. Voor de grootouders was de school vroeger ook van belang, omdat ze daar hoorden aan de juf of meester hoe je kon bidden.

De grootouders vinden het belangrijk dat komende generaties hardop hun zegeningen en zorgen leren uitspreken naar God en elkaar. Een enkeling is wel hardop gaan bidden. Dat kostte in het begin veel moeite. Als opstap wordt het hardop bidden van een formuliergebed of het Onze Vader genoemd om later vrij te kunnen gaan bidden. ‘Ik ben gewoon jaloers op mensen die hardop kunnen bidden,’ gaf een grootouder aan.

Heilig avondmaal

Een tweede delegaat is het heilig avondmaal. Bij sommigen komt hierbij de angst naar voren om voorgoed verloren te gaan, wanneer men onterecht zou aangaan. Ook de kerkelijke structuur met de nadruk op uiterlijke kenmerken en het moeten kunnen vertellen in welke fase van het geloof men zich bevindt, heeft voor sommigen een blokkade gevormd. De meeste ouders van de respondenten gingen niet aan. Ook niet alle respondenten zelf gaan aan, maar de meeste kerkelijke kinderen wel. Sommige respondenten zijn aangegaan, nadat ze lid waren geworden van de Protestantse Kerk.

In de derde plaats is het geloofsgesprek gemist. Dit wordt geweten aan de gesloten Veluwse cultuur en aan de generaties van ouders die dat niet gewend waren. ‘Als je niet weet dat je een kind van God bent, dan praat je daar niet over.’ Ook sommige grootouders hadden zelf meer met hun kinderen willen spreken. Anderen doen dat nadrukkelijk wel met (klein)- kinderen. Een mooi moment daarvoor is het bijbellezen aan tafel.

drs. Elma Nobel MA
drs. Elma Nobel MA