Waar bent u naar op zoek?

Een eenzame getuige

ds. F. Hoek
Door: ds. F. Hoek
30-03-2023

(...) maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Lukas 23:41b

Te midden van alle spot en hoon die Jezus op het kruis treft, is er slechts één die het uiteindelijk publiekelijk voor Hem opneemt: een vanwege zijn misdaden veroordeelde medegekruisigde. God zorgt ervoor dat ook dit geluid op Golgotha klinkt.

Wie deze man was, weten we niet. Wat we van hem weten, is dat hij Jezus belijdt en met de nood van zijn leven tot Hem de toevlucht neemt. Er heeft in korte tijd een geweldige wending in zijn leven plaatsgevonden.

Een tegengeluid

Even hiervoor dreef hij, zo vertelt Mattheüs, samen met zijn collega, nog de spot met Jezus. Maar op een gegeven moment houdt hij hiermee op, zegt hij tot zijn broeder in het kwaad: ‘Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.’ Een tegengeluid.

Anderen beschuldigen Jezus van van alles en nog wat, zelfs van Godslastering, deze man pleit Hem vrij, zegt: Hij is onschuldig. Daarmee belijdt hij zijn geloof in Jezus.

Omkeer

Hoe komt hij zo, vanwaar die omkeer? Door de Heilige Geest. Hij brengt tot geloof, tot overgave aan Christus. Doorgaans op een verborgen, onnaspeurbare wijze, maar wel heel reëel. Dat het bij deze man echt is, blijkt daaruit dat hij zo meteen tot de Heere Jezus de toevlucht neemt.

De Heilige Geest maakt gebruik van het Woord. Deze man kende waarschijnlijk Jezus niet, maar hij heeft wel Zijn woorden gehoord. Onder andere deze: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’ Jezus verwenst Zijn vijanden niet, maar bidt voor hen. Dat is toch niet normaal? Hoe kan dat? Blijkbaar kan één woord van Jezus genoeg zijn, zo inslaan dat het je radicaal verandert.

Het geloof van deze man komt tot uiting in zijn schuldbelijdenis én in zijn belijden van Jezus. Het één is onlosmakelijk verbonden met het ander. In het aangezicht van de dood krijgt hij het te kwaad met zichzelf, met zijn leven zoals hij dat geleefd heeft en waarmee hij nu voor God moet verschijnen.

Niet op zijn plaats

Maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Met dit ‘maar Deze’ geeft de misdadiger de tegenstelling aan tussen hem en Jezus. Als dit zo is – en het ís zo, we belijden Hem als de volkomen Zondeloze, Jezus hééft niets onbehoorlijks gedaan –, roept dat de vraag op: waarom hangt Hij hier dan, eindigt Zijn leven op het vloekhout, aan de executiepaal? Dat klopt dan toch niet, is toch onterecht, onrecht?

Dat blijkt temeer wanneer we zijn woorden heel letterlijk vertalen: maar Deze heeft niets gedaan dat niet op zijn plaats is. En daarom is Jezus op Golgotha niet op Zijn plaats. We kunnen zo vertrouwd zijn met het lijdensevangelie dat het vreemde en verbijsterende ervan ons ontgaat: Jezus op het vloekhout. Hij, Gods Zoon, Zijn Vader altijd en in alles gehoorzaam, de volkomen Rechtvaardige, hoort hier niet te hangen. Toch hangt Hij hier. Heere Jezus, U zit – letterlijk, want op de kruispaal was een soort houten klos bevestigd waarop je zat – niet op Uw plaats. Dit klinkt apart. Maar het is wel zo. Jezus zit op Golgotha niet op Zíjn plaats, maar op míjn plaats, op ónze plaats. Daar hadden wíj moeten hangen. Dat was op zijn plaats geweest.

Tot zegen

‘Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, en Hij hangt er mijnentwegen.’ Weten we ons zo persoonlijk betrokken bij het gebeuren op Golgotha? Zo erg zijn mijn zonden, zo zwaar tilt God daaraan dat Hij de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood heeft voltrokken aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus. Mijnentwege, het was alles vanwege mij. Maar ook ‘mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en Zijn sterven zaligt mij.’ Hij voor mij, in plaats van mij, omdat ik anders de eeuwige dood zou moeten sterven.

Terecht spreekt Luther over ‘de vreemde ruil’. ‘Waar er twee ruilen, moet er één huilen.’ Die ene is Jezus. Hij heeft gehuild, gehuiverd, deinsde terug voor het bittere lijden. Maar uiteindelijk, na een zware gebedsstrijd, stelde Hij Zich in de weg van Zijn Vader, nam Hij uit Zijn hand de drinkbeker aan. Hij wist wat dat inhield: op onze plaats gaan staan, tot zonde gemaakt worden, de totale zondelast op Zijn schouders gelegd krijgen, door iedereen verlaten worden, zelfs door Zijn Vader. Toch ging Hij die weg om ons van onze schuld af te helpen, opdat God onze God zou zijn voor nu en altijd.

ds. F. Hoek
ds. F. Hoek