Bijbelmoe of hongerig?
Bijbelmoeheid. Ik kwam het woord onlangs voor het eerst bewust tegen. Het werd gebruikt in een artikel over jongeren en de Bijbel en pakt precies dat wat je geregeld ziet: jongeren die Bijbel-moe zijn omdat ze het als saai en moeilijk ervaren.
Irrelevant en ouderwets, zelfs waar het gaat om ethische thema’s. ‘Oké, het staat er misschien dan wel, maar ik voel het zelf gewoon anders’, zo verwoordde een catechisant zijn gedachten toen het ging over een ethisch thema. Vermoeidheid ligt dicht bij verveling. Waarom moeten we het eigenlijk nog over de Bijbel hebben? Verveling en kerkzijn vormen voor veel jongeren een voor de hand liggende combinatie. Voor sommige ouders overigens ook. Je kunt er zomaar een tijdje mee rondlopen en overdenken wat dit fenomeen betekent voor zending, voor geroepen worden. Verveelde gelovigen zijn niet geneigd om het Evangelie te delen en kunnen dat ook niet. Wat betekent die verveling voor de kerk? Verhalen uit de populaire cultuur komen zoveel gemakkelijker binnen in een hart waar Schriftwoorden geen ruimte hebben. De uitgang van de kerk ligt dan dichtbij.
Gretig
Tegelijkertijd is er ook iets anders te zien. Je kunt dat bijbelhonger noemen. Gretigheid om te lezen, om te begrijpen, om meer te weten. Bij mensen die net tot geloof komen, merk je dat vaak. En dat is niet de enige context waar je dit kunt zien. In een redactievergadering van een podcastserie kwam ter sprake dat een serie die essenties van bijbelboeken uitlegt, gretig aftrek vindt, vooral onder millennials. Met name een minithemaserie over de traditie van mensen als Augustinus en Athanasius werd nog beter beluisterd. Mensen die met jongeren werken, zeggen wel: ze willen gewoon weten hoe het zit, hoe het werkt. En dat blijkt.
Hoe verveling en gretigheid zich tot elkaar verhouden, is niet helder. Misschien komt de verveling op dit moment veel vaker voor dan de gretigheid, de honger. Het kan ook zo zijn dat podcastluisteraars toch al bijbellezers zijn, en zeggen de luistercijfers maar weinig over het totaalbeeld. Waarom de één hongerig is en de ander verveeld, is nog lastiger te verklaren.
Verklaringen
Dingen verklaren is overigens ook niet onze eerste roeping, maar we doen het wel veel en graag. Misschien wel daarom, omdat we denken er dan grip op te krijgen. Of we vinden een alibi voor het ontstaan van zoiets als bijbelmoeheid. In ieder geval valt op dat in onze verklaringen vaak een ondertoon van overmacht sluimert. ‘We leven nu in een andere tijd’, zeggen we tegen onszelf en elkaar. ‘Vroeger was er minder afleiding. Mensen lazen beter en vaker. Vroeger waren er minder andere meningen – althans, we hoorden en zagen ze minder.’ Zo proberen we het hanteerbaar te maken. Als we het dan toch over vroeger en over Augustinus hebben: hij groeide op in een gezin met een gelovige moeder en ongelovige vader. Als student knapte hij af op de Bijbel. Hij vond het een raar boek, met weerzinwekkende ideeën over God, vooral in het Oude Testament. De stijl van de Bijbel achtte hij beneden ieder niveau dat je als weldenkend mens kunt verdragen.
Augustinus’ moeder zocht voor zijn situatie geen verklaringen om het hanteerbaar te maken. ‘Hij studeert nu eenmaal retorica en zijn studiegenoten gaan ook liever naar het theater dan naar de kerk.’ Ze kon het niet verdragen, had er intens verdriet over waar ze niet bij wegging. Ze bad en ging in gesprek met Augustinus. Ze stopte niet met het delen van het geloof, haar geloof.
Vruchtbare bodem
De brede gemeenschap van de kerk schonk Augustinus gaandeweg een aantal mensen die een diepe wijsheid bezaten. Wijsheid in de vorm van kennis die een deel van zijn afkeer van de Bijbel wegnam. Wijsheid in de vorm van een dieper verstaan van de werkelijkheid, waardoor beelden kantelden in zijn hoofd. Er waren mensen uit één stuk die Augustinus deden beseffen dat er een rijker gevuld leven niet alleen mogelijk was, maar ook haalbaar. Al die mensen samen vormden de vruchtbare bodem voor Augustinus’ ontstane bijbelhonger: ‘Ik heb geproefd en nu honger en dorst ik naar U’.
Deze bedding moeten we zijn. Hier is ruimte om het uit te houden in tijden van verdriet. Hier leven hoop en gebed tot God. En hier wordt een geoefende levenswijsheid doorgegeven, die in haar aard nooit saai kan zijn.