Waar bent u naar op zoek?

Barmhartige behandeling

dr. M.J. Paul
Door: dr. M.J. Paul
22-06-2023

Lange tijd hebben christenen zich beroepen op de Bijbel om slavernij te rechtvaardigen. Tegelijk hebben andere christenen hun uiterste best gedaan om de slavernij af te schaffen. Blijkbaar kunnen mensen op verschillende manieren met de Bijbel omgaan.

Het woord ‘slaaf’ wordt gewoonlijk gebruikt voor mensen die volledig het eigendom zijn van iemand anders en als handelswaar verkocht kunnen worden. Deze vorm van slavernij was sterk vertegenwoordigd in het klassieke Griekenland en het Romeinse Rijk. In het oude Nabije Oosten bestonden ook andere vormen van afhankelijke en verplichte arbeid. Wie zich verdiept in de slavernij in het verre verleden, komt tot de conclusie dat er veel vormen van slavernij waren en dat er grote verschillen waren in de behandeling van slaven.

Minderwaardige mensen

In Suriname waren er plantagehouders die de zogenoemde negers minderwaardige mensen vonden en hen beschouwden als nakomelingen van Cham, die genoemd wordt in Genesis 9. Zij verzetten zich tegen de verkondiging van het Evangelie aan hen: ‘Laten wij de bekering preken aan diegenen die met ons één vel (huidskleur) zijn, en niet aan de zwarte en rode Chamskinderen die toch vervloekt zijn.’ Cham werd beschouwd als de stamvader van de bevolking van Afrika. De westerlingen mochten volgens velen actief helpen met de vervulling van Noachs vervloeking. We moeten echter beseffen dat niet Cham vervloekt werd, maar zijn zoon Kanaän. Waarom dit gebeurde weten we niet, maar de gebeurtenis was voor Israël van belang omdat zij later het land van Kanaän in bezit mocht nemen (zie de grenzen in Gen.10:19). De bewering dat de zwarte huidskleur een gevolg is van de vloek op Cham en zijn nakomelingen, is nergens in de Bijbel te vinden. De nakomelingen van Kanaän waren waarschijnlijk middelbruin, zoals blijkt uit afbeeldingen. Ze waren niet donkerder van kleur dan de Israëlieten of de Filistijnen.

Jozef

In het boek Genesis wordt de levensloop van Jozef beschreven. Zijn broers handelden onmenselijk door hem als slaaf naar Egypte te verkopen. In het huis van Potifar kreeg hij op den duur een belangrijke functie met een leidinggevende taak. Dat is een voorbeeld van een zeer bevoorrechte slaaf met een totaal andere positie dan in de periode van de Verenigde Oostindische Compagnie mogelijk was. Toch had Potifar de mogelijkheid te beschikken over het leven van Jozef en kon hij hem in de gevangenis laten werpen. Toen Jozef onderkoning was, kwamen zijn familieleden naar Egypte. Daar hebben ze jarenlang in vrijheid kunnen leven, maar op den duur werden ze onderdrukt en moesten zij slavenarbeid verrichten. God heeft het volk echter verlost uit Egypte en die gebeurtenis is van fundamentele betekenis. De Tien Geboden beginnen met de woorden: ‘Ik ben de Heere, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’ (Ex.20:2) Die ervaring klinkt door in de oproep barmhartig te zijn naar anderen. Het betekent dat de slaaf en de slavin ook de sabbat als vrije dag kregen (zie het vierde gebod).

Schuldslavernij

In de tijd van het Oude Testament konden overwonnen vijanden tot slaven gemaakt worden. Zelfs bij deze vorm van slavernij was het voor Israël belangrijk om barmhartig te zijn. Wanneer een Israëliet wilde trouwen met een slavin, kreeg ze een maand lang de gelegenheid te rouwen over haar vroegere situatie. De man mocht haar in geen geval voor geld verkopen en moest haar eventueel in vrijheid laten gaan (Deut.21:10-14). Het was ook mogelijk dat slaven voor geld gekocht werden.

Ook in die situatie werden de Israëlieten opgeroepen tot barmhartigheid. Steeds weer is er sprake van bescherming van de slaven. Wanneer een eigenaar zijn slaaf of slavin verwondt, zodat deze een oog of een tand kwijtraakt, moet hij daarna de slaaf of slavin vrij laten gaan (Ex.21:26).

Het Oude Testament noemt ook de mogelijkheid van schuldslavernij. Vanwege het grote verschil met het bovenstaande verdient het aanbeveling om hiervoor een ander woord te gebruiken. Als een Israëliet verarmd raakte, kon hij zich verkopen aan een volksgenoot. In dat geval was er een dienstverband van zes jaar om de schuld af te betalen en een vrijlating in het zevende jaar. Mozes schrijft voor dat de eigenaar aan de vrijgelaten schuldslaaf royale geschenken mee moet geven. Dat gebeurt tegen de achtergrond van Israëls verlossing uit de slavernij van Egypte. In plaats van weg te gaan was het ook mogelijk dat de schuldslaaf bij zijn meester bleef, ongetwijfeld vanwege de goede behandeling (Deut.15:16).

Roofexpedities

Het verschil met de behandeling van slaven in ons eigen koloniale verleden is groot. Er waren roofexpedities om slaven te vinden. Gezinnen werden uit elkaar gerukt en velen stierven tijdens de tochten. Eenmaal in dienst van een plantagehandelaar werden velen mishandeld. Dit gedrag druiste in tegen allerlei bepalingen in de Bijbel. Tegen die achtergrond is het te begrijpen dat steeds meer mensen bezwaar gingen maken tegen de praktijk van de slavernij.

Het is boeiend om te lezen dat de predikant Godefridus Udemans al in 1638 bepleitte dat slaven in het zevende jaar vrijgelaten zouden worden, net zoals in Israël gebeurde. Hij bepleitte ook het geven van catechisatie aan slaven. Hij zag hen dus als medeschepselen. Ook zijn collega Bernardus Smytegelt verzette zich tegen de slavenhandel die door christenen bedreven werd.

De Bijbel beschrijft bij slavernij de bestaande verhoudingen en geeft richtlijnen hoe daarmee om te gaan. Paulus accepteert slavernij als zodanig, maar de brief aan Filemon benadrukt de nieuwe verhoudingen in Christus tussen eigenaar en slaaf. Als die brief sterker gefunctioneerd had in de tijd waarin Nederland volop meedeed met de slavenhandel, zou de behandeling heel wat menselijker en christelijker zijn geweest.

Wie terugkijkt, ziet verschillende houdingen tegenover de slavernij. Wij gaan hier in onze tijd anders mee om dan in de tijd van de Bijbel. In de koloniale tijd zijn bijbelteksten verkeerd uitgelegd en ook misbruikt om de onmenselijke behandeling van slaven te rechtvaardigen. Het lijkt mij dat vooral de misstanden de roep om afschaffing van slavernij hebben bevorderd.

Ernstige fouten

Inmiddels weten we dat diverse gewaardeerde theologen uit het verleden slaven eropna hielden. George Whitefield kwam in de zomer van 2020 onder vuur te liggen, omdat hij slaven heeft gehad. De universiteit van Pennsylvania verwijderde daarom zijn standbeeld. In reactie hierop lijkt het mij belangrijk om te weten hoe Whitefield zijn slaven behandelde. Verder kunnen we constateren dat vanuit later perspectief alle grote theologen fouten gemaakt hebben. Dat zijn soms ernstige fouten, zoals bijvoorbeeld van Luther met zijn grove uitspraken over de Joden. Maar mogen we daarom zijn boeken niet meer lezen? Het is beter om hen te waarderen in wat zij goed gedaan hebben en daarbij een eerlijk en genuanceerd beeld te schetsen. Een blinde verering van vroegere helden kan omslaan in het tegendeel. Maar zowel in de Bijbel als in de geschiedenis blijkt steeds weer dat God onvolmaakte mensen in Zijn dienst gebruikt. Soms komen latere generaties tot betere inzichten.

dr. M.J. Paul
dr. M.J. Paul