Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
13-07-2023

W.M. Dekker en E. van ’t Slot (red.) Doordacht spreken over God: opstellen van en voor Jan Muis ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Uitg. Summum Academic Publishers, Kampen; 251 blz.; € 39,99.

Prof. Jan Muis was van 1996-2017 hoogleraar dogmatiek, eerst in Utrecht en daarna in Amsterdam (PThU). Het boek dat hier besproken wordt, is verschenen ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag en is een eerbetoon van zijn leerlingen aan hun leermeester. Het boek bestaat uit zeven hoofdstukken waarin telkens een voormalige promovendus reageert op een artikel van Muis. De orde van leraar en leerling blijft hier gehandhaafd. Dat is aan de ene kant interessant, want hoe verhouden de leerlingen zich tot hun promotor? In hoeverre kunnen ze met hem meegaan of kiezen ze een andere weg of keren ze zich wellicht tegen hun Doktorvater?

Aan deze opzet kleeft ook een nadeel. De gepromoveerden krijgen daardoor minder kans iets van hun eigen vraagstelling en ontwikkeling te tonen. Aan de opstellen is dat ook te merken. De één voelt zich beter thuis bij de specifieke thema’s van Muis dan de ander. Aan de andere kant heeft deze opzet wel weer het voordeel dat het een goede introductie is tot de theologie van Muis. Behalve de schepping komen aan de orde: de drievoudige gestalte van het Woord van God, de eenvoud van God, de redelijkheid van het theïsme, de koningstitel als bijbelse metafoor, de pneumatologische christologie en het analogische spreken over God.

De schepping komt aan de orde in hoofdstuk 1. Muis positioneert zich ten opzichte van Calvijn en Barth. Calvijn zegt dat de mensen hun ogen niet kunnen opslaan, ‘of zij worden gedwongen God te zien’ (p.16, noot 7). Daarvan zegt Muis dat ‘onze belevingswereld ingrijpend anders is dan van Calvijn (…). Dat betekent voor hem dat we in de theologie niet meer kunnen inzetten bij de schepping (p.17). Het echte scheppingsgeloof is ook bij degenen die wél bij de schepping inzetten reeds teloorgegaan, omdat zij als moderne mensen het scheppingsgeloof opvatten als een interpretatiekader waarin werkelijkheidservaringen worden geduid (19). Wat schepping is, weten we niet door onze ervaringen maar kunnen we alleen aan de Schrift ontlenen (20). Dat is waar, maar Romeinen 1 onderstreept iets anders, namelijk dat de mens heel duidelijk Gods eeuwige kracht en goddelijkheid in de natuur ziet. Desondanks eert de mens God niet. Daartegenover stelt Muis: ‘Het geloof in de Schepper is in dezelfde strikte zin geloof als het geloof in Jezus Christus.’ (20) Excuseert hij, zo kan men vragen, niet te gemakkelijk de seculiere mens met betrekking tot zijn keuze voor agnosticisme of atheïsme? En excuseert hij ook de christen niet bij voorbaat als die de hand van de Schepper niet meer kan ontdekken, omdat ‘het woord Schepper in het Nieuwe Testament niet het eerste maar het laatste (is) dat over God wordt gezegd’ (26). Het scheppingsgeloof komt in het Nieuwe Testament voornamelijk ter sprake als heilsboodschap en toekomstverwachting (27). Het is toch wat teleurstellend dat de auteur niet verder komt dan op te merken dat ‘het bestaan niet principieel “a-theïstisch” (is)’ (39).

Dit is slechts een heel beperkte greep uit het vele wat deze bundel te bieden heeft. Het is een pittig boek, dat bestemd is voor lezers die uitgedaagd willen worden.

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman