Waar bent u naar op zoek?

blog

Rinke Verkerk onderzoekt de rol van omstanders bij seksueel kindermisbruik

Bekend in het dorp

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
Boekbespreking
21-05-2024

Tussen de bessenstruiken in zijn achtertuin zit opa Leen Veenstra aan de twaalfjarige Lenneke: kietelen, zijn hand onder haar shirt, zijn hand over haar borst en later tussen haar benen. ‘Sssst’, zegt opa, en: ‘Je bent mijn liefje.’ Na deze middag zit Lenneke haar verdere jeugd klem tussen een zwijgende familie en het zwijgende dorp.

Onze auto’s stonden naast elkaar en zomaar raakten we aan de praat, begin deze maand op een parkeerplaats langs de snelweg, ver in het Franse land. Het gesprek kwam ongedacht op seksueel misbruik en opa’s die zich hieraan diep schuldig maken. ‘Het komt vooral voor op de Biblebelt’, zei hij. Cijfers had ik uiteraard niet paraat, zodat ik niet veel meer kon zeggen dan dat het een groot kwaad is. Ondertussen geeft het te denken als inwoners van de Biblebelt onder meer zo bekend staan.

Om die reden is de verschijning van Het hele dorp wist het van de journalist Rinke Verkerk nodig. Dat dorp is Kluiterdijk, gelegen dicht bij Terstiel, twee verzonnen namen, zoals alle namen – met uitzondering van die van wetenschappers en experts – in dit boek gefingeerd zijn. Inmiddels hoorde ik van diverse kanten in welke plaatsen dit verhaal zich afspeelt, en om welke hervormde gemeenten het gaat. Stil houd je zoiets nooit, omdat het leven zich afspeelde in concrete dorpen, in concrete families. De verschijning van Verkerks boek in ons midden is niet alleen nodig, maar ook beschamend.

Van misbruik wegkijken

Het bijzondere van deze uitgave is dat ingezoomd wordt op de rol van omstanders bij seksueel kindermisbruik, op mijn en onze rol dus. Die insteek is belangrijk, om de trend te doorbreken dat er voor een dader begrip blijft, dat hij in zijn netwerk blijft functioneren en soms zelfs andere slachtoffers maakt. Pal staan voor het slachtoffer, onvoorwaardelijk – op weg daarheen hebben we het nodige te leren, denk ik.

Knap legt Verkerk uit hoe het komt dat de dader er zo vaak goed mee wegkomt, veelal ‘keurige daders uit keurige gezinnen, met keurige banen en een keurige reputatie’. In haar analyse aan het slot lees ik dat we te weinig openstaan voor onthullingen van seksueel misbruik, omdat ze tornen aan ons gevoel van veiligheid, omdat we niet onder ogen willen zien en aanvaarden dat dit verschrikkelijke kwaad in onze gemeenschappen voorkomt. Juist door misbruik én de gevolgen ervan voor het slachtoffer te negeren, scheppen we de voorwaarden om dit misbruik in stand te houden. Hoe paradoxaal is deze conclusie in feite: ‘Misbruik is iets waar iedereen van wegkijkt, waardoor we het aan de lopende band aantrekken als een magneet en ons tegelijkertijd afvragen: waarom overkomt dit óns nu steeds?’

Publiek geheim

Het hele dorp wist het is een familiekroniek waarin seksueel misbruik en geweld een rode draad zijn, een klassiek verhaal over grensoverschrijdend gedrag naar kinderen dat achter de voordeur plaatsvond. Om die reden is het slachtoffer iemand die de dader goed kent en vertrouwt. Het is tevens een misbruikverhaal dat verschillende generaties omvat, omdat Leen Veenstra niet alleen kleindochter Lenneke misbruikte, maar eerder ook zijn eigen dochters en jarenlang zijn kantoorhulp.

In Kluiterdijk was dit een publiek geheim, wat niet uniek is, evenals het feit dat de slachtoffers niet werden geholpen maar verguisd. ‘Dit dorp ging precies zo om met seksueel misbruik als we dat overal in de westerse wereld doen.’ In deze context betoogt Verkerk – en dat is iets wat ter harte genomen moet worden – dat misbruik geen thema is voor dader en slachtoffer alleen. De Nederlands-Kroatische klinisch psycholoog Iva Bicanic zei het ooit zo: ‘Zo zijn er in alle gevallen van seksueel misbruik drie partijen. De dader. Het slachtoffer. En de rest. De dader geeft het slachtoffer de schuld. Het slachtoffer geeft zichzelf de schuld. En de rest? Die geeft het slachtoffer ook de schuld.’ De Amerikaanse hoogleraar Judith Herman, grondlegger van de term ‘complexe posttraumatische stressstoornis’, schreef: ‘Het enige wat een dader van omstanders en toeschouwers vraagt, is dat zij niets doen.’

Opzicht door de ouderlingen

Ook haar leerkracht in Kluiterdijk gelooft Lenneke niet. Schokkend is dat, als we weten dat juist in het klaslokaal leerkrachten als een van de eersten een signaal kunnen opvangen. Lenneke vertelt haar meester wat er gebeurde, als reactie op seksuele voorlichting in de klas. De onderwijzer denkt niet dat ze staat te liegen, maar meent dat ze een vervelend voorval groter maakt dan het is. Nee, hij kan zich niet voorstellen dat haar opa, met wie hij recent bij de bakker een joviaal praatje maakte, dit kan doen. Deze leerkracht zit ook in de kerkenraad en wil er niet op afgerekend worden dat er oproer in het dorp ontstaat. Hij volstaat met het inlichten van Lennekes moeder. Is dit herkenbaar, leidinggevenden in het onderwijs die hun vingers niet willen branden aan de nood van kwetsbare kinderen?

De kerkenraad – en het is waardevol dat te lezen! – kijkt overigens niet weg. ‘Dat de kerk altijd, soms zelfs als eerste, betrokken wordt bij misbruikzaken. Niet de politie, niet de hulpverlening, maar de kerk, die vaak volgens geheel eigen regels opereert,’ schrijft Rinke Verkerk. De ouderlingen voeren gesprekken met dader Leen Veenstra, met de familie en met de kantoorhulp. Veenstra komt onder tucht te staan en wordt de deelname aan het avondmaal ontzegd. Samen met een ouderling volgt een zoon van hem zes zaterdagen op kosten van de kerk een cursus over seksueel misbruik. Maar, wat moet verder gedaan worden? ‘De scriba weet het ook niet goed.’ Verkerk laat ons zien dat pastoraat en tucht onvoldoende zijn, maar dat aangifte bij de politie de weg is tot herstel.

Ontschuldigen

Na het misbruik leeft Lenneke met verdriet, eenzaamheid, onzekerheid. In de familie wordt gezwegen, gedaan alsof er niets gebeurde. Verwarrend is dat, leven met een geheim dat er voor anderen niet mag zijn en dat ze moet verbergen, wat niet lukt. Tussen haar klasgenoten ligt ze niet goed meer in de groep, wordt ze gemeden – en Rinke Verkerk uit Terstiel doet er als tiener aan mee. Ingewikkeld is dat, klem zitten tussen je familie en het dorp.

Het is niet de dader maar het slachtoffer dat bezig is zijn plek in een gemeenschap te verliezen. Voor het pastoraat is het goed dit te beseffen: de diepste wond wordt niet geslagen door het misbruik zelf, maar door beschuldigende gedachten die slachtoffers over zichzelf krijgen. Wat er daarom nodig is, is ‘ontschuldigd te worden’, te horen dat jij voor wat gebeurde geen verantwoordelijkheid droeg. Erkenning van het kwaad en ontvangen van vergeving zijn nodig in het leven van hen die schuldig zijn. Voor hen die zich ten onrechte de schuldige weten, hebben we het woord ‘ontschuldigen’.

Twintig jaar na het misbruik van Lenneke haalt haar eigen verleden Rinke Verkerk in. Na de geboorte van haar dochter in 2020 krijgt ze last van angsten, belandt ze bij een seksueel-traumatherapeut. Het leidt er onder meer toe dat ze op zoek gaat naar Lenneke, dat ze nu het verhaal uit haar jeugd wil horen. Als journalist begint ze vanuit vele perspectieven – alleen dader Leen Veenstra en zijn echtgenote zijn overleden – aan een reconstructie.

Integreren

Wat is nodig? Lenneke moet het misbruik integreren in haar leven, zoals dat ieder mens geldt die de zwaarte van zijn of haar jeugd meedraagt, die weet van ervaringen die er niet hadden moeten zijn. Geheimen – het gaat hier om geheimen die in het dorp bekend zijn, waarover niet gesproken wordt – zijn in zo’n situatie beter af in het licht. Het verhaal van de familie van Lenneke werd immers het verhaal van de dorpsgemeenschap. Als slachtoffers met hun verhaal gehoord worden, dán kan een familie herstellen, sterker worden, de verbinding houden.

‘Omstanderschap’, net als ‘ontschuldigen’, is een woord dat Verkerk creëert. Het gaat om de gezamenlijke inspanning om gewonde mensen in een gemeenschap nabij te blijven. Als hier ergens ruimte voor moet zijn, dan is dat in de kerk, de plaats waar Jezus samenwonen wil met zondaren, waar schuldbelijdenis en vergeving gezocht en gevonden mogen worden.

Vergeving en liefde

Een geestelijk volwassen houding vraagt dat, een bijbelse omgang met tucht. Dat raakt de visie op de gemeente, die we niet mogen zien als een groep brave burgers, een groep nette mensen. Waar de diepte van de zonde in mijn en andermans hart niet gepeild wordt – een diepte die we in de overdenking van Jezus’ lijden leren verstaan –, missen we de verwondering over genade en vergeving. Over de vrouw die Zijn voeten kust en zalft, zegt Jezus (Luk.7:47): ‘Haar zonden, die veel waren, zijn vergeven, want zij heeft veel liefgehad.’ Hier komt liefde voort uit vergeving, wat maakt dat de Heiland ons deze vrouw tot voorbeeld stelt.

Het zijn spannende vragen in het pastoraat, voor het beleid van een kerkenraad, ook de vraag of dader en slachtoffer tot dezelfde kerkelijke gemeenschap kunnen blijven behoren, zeker als van blijvende gebrokenheid sprake is. Gebrokenheid is er immers altijd. Tegen de zonde kunnen we wel strijden, maar uitbannen kunnen we haar niet. Aan de hand van het nieuwtestamentische onderwijs kunnen we echter toch verder.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.