Waar bent u naar op zoek?

blog

Onze identiteit na twintig jaar in de Protestantse Kerk? (1)

Waken over Mijn woord

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
Kerk
13-08-2024

Het is nu twintig jaar na de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland. Dit brengt tot de vraag hoe we onze identiteit als gemeenten in de Protestantse Kerk bewaren en hoe we onze roeping in de kerk verstaan, ook twintig jaar na kerkvereniging en kerkscheuring?

Het was ergens in de eerste helft van de jaren tachtig. De tweedejaars student theologie fietste ontredderd van Leiden naar Katwijk, geëmotioneerd en letterlijk in tranen. Het jonge theologische plantje had geen water gehad uit de bron van de reformatorische theologie, maar was bijna vertrapt in een college van de hervormde kerkelijk hoogleraar Theologie F.O. van Gennep. Prof. Van Gennep had ten overstaan van theologen in opleiding de lichamelijke opstanding van Christus ontkend, al leert Paulus dat ons geloof zinloos is, als Hij niet is opgewekt.

En toen Arnold van Zwet – om hem gaat het, de dominee uit Putten die nu zijn emeritaat nadert, – thuiskwam in Katwijk, sprak in zijn ontreddering de Heere woorden uit Jeremia 1: ‘Ik zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen.’ Met het beeld van de amandelboom (in het Hebreeuws heet deze boom de wakkere, de wakende) kreeg Jeremia onderwijs. Van 650 voor Christus gaan we naar 2004, want, zo vertelde ds. Van Zwet onlangs in een kerkelijke bijeenkomst: ‘Ik kende bij de afronding van Samen op Weg geen enkele aanvechting om kerk en gemeente te verlaten.’ ‘Ik zal waken over Mijn woord, om dat te doen.’ Dat was houvast, tijdens de omgang met God geleerd, in de kerkelijke praktijk beoefend.

Verbondsbreuk

Het brengt me bij de roeping van de kerk, ook bij de missie van de Gereformeerde Bond. Als God belooft te waken, dan is dat hoopvol en een houvast, maar wij mogen niet denken dat het zomaar goedkomt met de gemeenten. Afvalligheid en verbondsbreuk liggen immers op de loer.

Jeremia 31 spreekt aan de ene kant over de belofte van een nieuw verbond, over herstel. We lezen daarbij echter ook ‘dat Ik (de Heere) gewaakt heb om weg te rukken en af te breken, om omver te halen en te vernielen, en kwaad aan te doen’. En in Jeremia 44 vinden we dit eveneens: volharding van God in het oordeel als Zijn volk Hem niet trouw is. Lees Jeremia 44:27: ‘Zie, Ik ga over hen waken ten kwade en niet ten goede.’ Mogen we niet zeggen dat de Heere waakt over Zijn eer en over Zijn Naam?

Opheffen gemeenten

Kunnen we zo kijken naar wat er nu in de kerk gaande is? Zien we in allerlei ontwikkelingen dan de hand van God of bezien we secularisatie als een autonoom proces? Het voorbije jaar stelde de classis Delta een commissie in die de kerk niet eerder had, een commissie ‘Opheffen gemeenten’. Ja, net als pastoraat en zending en al het andere werk van de kerk moet ook het opheffen van gemeenten zorgvuldig gebeuren. Tegelijk kan een klein bericht over deze commissie je diep in het hart raken, omdat het een uiting is van de macht van de secularisatie, een macht die oprukt waar de gemeente God verlaat.

Hoe zouden wij het vinden als de classispredikant uit Delta – of zijn collega uit het noorden van het land, waar bijna de helft van de gemeenten zonder herder en leraar is – zich als ooit Jeremia (4:19) tot ons richt: ‘Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart! Mijn hart is onrustig in mij.’ En: ‘Was mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen.’

De context van de Protestantse Kerk maakt dat ik mezelf en dat wij elkaar de vraag stellen of we waakzaam geweest zijn, in het geloof onderhandeld hebben met God over Zijn belofte om wakker te zijn over Zijn woord.

Tot mislukken gedoemd

We leven in 2024, twintig jaar na de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland. Kerkvereniging betekende ook kerkscheuring, de vorming van de Hersteld Hervormde Kerk. Bij elke afscheiding vloeit er veel gereformeerd bloed uit de kerk, die het lichaam van Christus is. Een deel van het lichaam wordt geamputeerd, gaat zelfstandig verder.

En dan treden de processen in die uit andere kerkelijke breuken herkenbaar zijn. Je kerkelijke identiteit vaststellen in relatie tot de ander, blijvende wonden en littekens bij degenen die tijdens de scheuring verantwoordelijkheid droegen en na twintig jaar een nieuwe generatie (ook van theologen) die weinig kennis van het verleden omdraagt. De een roept om schuldbelijdenis of stelt kanselruil voor, de ander moet daar niet aan denken.

Het lijkt me goed in deze bijdrage – twintig jaar is sowieso geen officieel moment om te gedenken – de Hersteld Hervormde Kerk links te laten liggen. Niet om de pijn van de scheuring weg te drukken, want een wond die niet openligt, gaat zweren. Wel omdat we al onze kerkelijke energie nodig hebben om zelf onze roeping te vervullen in de context waarin we ons geplaatst weten.

Laten we de gebrokenheid van ons kerkelijke leven maar blijven meedragen, opdat we ook hierin gemeente onder het kruis blijven. Laat er nimmer iets triomfantelijks aanwezig zijn of komen vanwege wie wij zijn. Dan is de missie van onze vereniging tot mislukken gedoemd.

Zonder triomfantelijkheid

In onze nationaal-gereformeerde geschiedschrijving werd, mede vanwege het denken van talloze gereformeerde predikanten, herhaaldelijk een vergelijking gemaakt tussen Israël en Nederland, omdat God met beide volken grote dingen had gedaan. Misschien begrijpelijk, als we zien dat onze natie zijn staatkundige vrijheid en nationale zelfstandigheid middellijk aan de worsteling om de ware religie te danken had. Was de staat niet uit de kerk geboren? Amsterdam stond bekend als het Jeruzalem van het Westen, gezien de vele Joden in haar midden. Begrijpelijk misschien, maar zeker niet goed.

En nu loopt ons land voorop in verkeerde (medisch-)ethische ontwikkelingen. We gaan voorop in de zonde en zoeken die in het kader van ontwikkelingshulp zelfs te exporteren. En het geringe aantal Joden in ons land weet zich niet veilig.

Vertaald naar de situatie van de kerk zeg ik dit: We zijn na 2004 – zonder enige triomfantelijkheid – als hervormde gemeenten binnen de Protestantse Kerk verdergegaan op de weg van het verbond, in gebondenheid aan de belijdenis van de kerk. We konden niet op dezelfde wijze verder, we dragen de pijn om wat gebeurd is mee. Zo alleen immers kunnen we verinnerlijken wat Jeremia opmerkt: ‘HEERE! Zien Uw ogen niet naar betrouwbaarheid? U hebt hen geslagen, maar zij voelden geen pijn. U hebt hen omgebracht, maar zij weigerden vermaning te aanvaarden.’ (Jer.5:3)

Geslagen en geen pijn gevoeld, als ons dat overkomt, merken we de stem van God niet op in wat er onder ons gebeurd is en leren we de lessen van onze eigen geschiedenis niet. Het heeft gemaakt dat twee jaar later, bij ons honderdjarig bestaan in 2006, het bestuur van de Gereformeerde Bond de herdenkingsrede als titel meegaf ‘Vóór de kerk’. Dat typeert de decennia door ons diepste Anliegen (zorg), tot heden toe.

Vrienden van Jezus

Letten we op het zelfverstaan van de Protestantse Kerk ten aanzien van kerkelijke breuken uit haar verleden, dan houden we het eerste grondleggende artikel uit de kerkorde goed in het oog. ‘De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische of algemene christelijke Kerk die zich delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God’. De kerk is ‘gestalte’, onbepaald; niet ‘de’ gestalte, want dan naderen we de kerkelijke hoogmoed, maar evenmin ‘een’ gestalte, want dan sanctioneren we de zonde van de kerkelijke verscheurdheid.

In het spanningsveld tussen eenheid en waarheid is er naast het ‘Vóór de kerk’ een tweede aandachtspunt in het werk van de Gereformeerde Bond, namelijk voor het gereformeerde belijden. Die horen sterk bijeen, kerk en belijdenis. Wij geloven de kerk, die ene heilige en apostolische kerk, zoals de Twaalf Artikelen ons voorhouden. Tegelijk belijdt de kerk met Guido de Brès en de NGB dat al onze zaligheid in Jezus Christus ligt, om welke reden we als vrienden van de Waarheid, van Jezus, in de kerk Zijn geboden hooghouden.

Tucht hoort erbij

Dat gesprek over Hem mag niet verstommen. Alle vermaningen uit het Nieuwe Testament draaien er immers om dat ‘valse redeneringen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God afgebroken wordt en dat elke gedachte gevangengenomen wordt om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus’ (2 Kor.10:5). De kerk keert zich tegen elke macht die ons knecht, tegen ideologie of filosofie die Jezus niet erkent als Heere.

Brengt dat de tucht niet in ons blikveld, een onderwerp waarover dit voorjaar een jonge theologe, dr. Tineke Boele, een dissertatie aanreikte? ‘Tucht hoort er helemaal bij in de kerk’, zei ze tijdens de promotie. ‘Ik durf zelfs te zeggen: het is een zegen voor de kerk, ze heeft er iets onmisbaars mee in handen gekregen. Want tucht wil zeggen dat onrecht bestreden wordt en kwaad een halt wordt toegeroepen. Dat de kerk een plaats wil zijn waar iets zichtbaar wordt van Gods goede bedoeling voor en met mensen; waar waarheid en vrede worden nagejaagd.’ Het verschijnen van dit boek is een appèl aan de kerk.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 53). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.