
JEZUS, die door de wereld ging,
was in een landstad aangekomen
en had zijn ongemerkten weg
over het marktplein heen genomen
En zag een hond stroef als een wolf,
plat op de steenen, onbewogen,
wiens leven heengeweken was,
wiens Jozef uit de put getogen.
En om het kreng verrot en vocht
stonden de menschen stil en keken
en waren bits: een gierenzwerm,
die op een aas is neergestreken.
(…)
Zoo zong een ieder daar zijn lied
maar allen in denzelfden toon
en overstelpten met verwijt
en spraken bitterheid en hoon.
Jezus zag naar het liggend dier
en sprak en zeide enkel dit
en was beschamende rondom:
de tanden zijn als paarlen wit.
J.H. Leopold
Dit gedicht vertelt iets over Jezus dat niet in de evangeliën is te vinden. Zulke gegevens zijn er meer: zo staat in Handelingen 20:35 een uitspraak van Jezus die ook niet bij Mattheüs, Markus, Lukas of Johannes te lezen is. Maar het verhaal van dit gedicht is in het geheel niet in het Nieuwe Testament te vinden, en ook niet in een van de apocriefe evangeliën, zoals het Evangelie van Thomas. Waar het dan wel vandaan komt, dat leest u verderop.
"*" geeft vereiste velden aan