Beeld van God en zondaar
De gereformeerde belijdenis spreekt op twee manieren over de mens: als beeld van God én als zondaar. Als beeld van God heeft de mens een unieke plaats in Gods schepping, legt dr. R.W. de Koeijer uit.
Tegelijk is hij zondaar: hij heeft een verstoorde relatie met God en zijn naaste.
De gereformeerde belijdenis spreekt op verschillende plaatsen over de unieke positie van de mens in Gods schepping.
Vraag: Heeft God dan de mens zo boos en verkeerd geschapen?
Antwoord: Nee, maar God heeft de mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.
(Heidelbergse Catechismus, zondag 3)
Wij geloven dat God de mens geschapen heeft van het stof der aarde, en heeft hem gemaakt en geformeerd naar Zijn beeld en gelijkenis, goed, rechtvaardig en heilig; kunnende met Zijn wil in alles overeenkomen met de wil Gods.
(Nederlandse Geloofsbelijdenis, art.14)
Kroon
In Genesis 1:26-27 staat dat de mens als kroon van de schepping wordt geschapen naar Gods ‘beeld en gelijkenis’. Volgens zowel de Heidelberger als de Nederlandse Geloofsbelijdenis houdt deze uitdrukking in dat Adam en Eva iets van Gods karakter weerspiegelen, wat wordt aangeven met de woorden ‘rechtvaardig’ en ‘heilig’.
De eerste mensen kenden een innerlijke zuiverheid en een leven in overeenstemming met Gods bedoeling. Dat kwam tot uiting in hun vrijwillige gehoorzaamheid aan God, in hun liefde tot elkaar en in hun verantwoorde zorg voor heel de schepping. Zodoende komt vooral in de mens als Gods beeld naar voren dat Gods schepping goed is, zoals verschillende malen in Genesis 1 staat.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 27 juli 2017.