column
Votum en groet
Als mensen raken we gewend aan rituelen, aan vaste uitdrukkingen die we elke week weer horen. Dat geldt ook voor de eerste en laatste momenten in onze kerkdiensten.
Als mensen raken we gewend aan rituelen, aan vaste uitdrukkingen die we elke week weer horen. Dat geldt ook voor de eerste en laatste momenten in onze kerkdiensten.
Aan het begin van iedere eredienst klinken het votum en de groet. Wat bijzonder om een groet uit de hemel te ontvangen. Elke zin in deze aanhef klinkt hooggestemd en heeft een inhoud die heel het leven omvat.
In de woorden ‘onze hulp is in de Naam van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft’, spreken we uit dat alles van Hem is. De Heere heeft alles gemaakt, hier op aarde maar ook boven in de hemel. Alles wat in deze wereld leeft, vindt zijn bestaansrecht in Hem, de Schepper, Die sprekend de wereld tot aanzijn riep.
De zin ‘Die trouw houdt van geslacht tot geslacht, tot in eeuwigheid’spreekt van geloof en vertrouwen dat God niet laat varen de werken van Zijn handen. Gods verbondstrouw is voor eeuwig.
Deze belijdenis, die door de predikant aan het begin van de dienst wordt uitgesproken, brengt de toewijding van de gemeente onder woorden en spreekt naar de Heere en naar elkaar uit wie Hij voor ons is.
Dan volgt de groet: ‘Genade en vrede zij u van God, de Vader, en van de Heere Jezus Christus, door de Heilige Geest.’
Op iedere eerste dag van de week mag ik in het huis van de Heere komen en deze groet van Hem aanhoren. Ik mag vergeving ontvangen voor alle zonden die ik de afgelopen week heb gedaan. Er wordt mij vrede toegezegd in de grote wereld van oorlog en geweld en in de kleine wereld met de zorgen van elke dag. Wij mogen als gezegende mensen midden in deze wereld staan, omdat wij als gemeente de groet en de vrede van de Heere hebben ontvangen, elke zondag weer.
Als de kerkdienst bijna ten einde is, ontvang ik deze woorden nog eens: ‘De genade en vrede zij met u allen.’ Het zijn vaste uitdrukkingen in de zondagse liturgie die mijn leven als gelovige dragen en waar ik steeds op mag terugvallen. Wat zijn wij kerkmensen toch bijzonder gezegende mensen.
Cokky de Visser