De regenboog
Dat de regenboog de mens aan Gods verbond herinnert, is duidelijk. Maar waarom lezen we dan in Genesis 9:15 en 16 dat God dan aan Zijn verbond zal gedenken? Dat heeft de Alwetende toch niet nodig?
Het bijbelgedeelte dat we voor ons hebben, schrijft ds. C. Boele, is het slot van de droevige geschiedenis van de zondvloed. God strafte ‘de ongelovige en geen berouw tonende wereld en in grote barmhartigheid behoudt en bewaart Hij de gelovige Noach met zijn achten’ (gebed doopformulier). Met hen maakt Hij na de zondvloed een nieuw begin en Hij doet de plechtige belofte dat Hij de wereld met al haar bewoners nooit meer met een zondvloed zal straffen. Zo’n plechtige belofte noemen we een verbond, een kernwoord dat zevenmaal (getal van de volheid) in dit hoofdstuk voor komt.
Over dit verbond met Noach kunnen we ook al lezen in Genesis 6:18, maar in hoofdstuk 9 herhaalt God deze verbondsbelofte en breidt haar zelfs uit. Deze uitbreiding zien we in omvang (nu met alles wat leeft, ook de dieren), in duurzaamheid (nu voor onbepaalde tijd, eeuwig, zie Gen.9:16), in aard (doorgaans is een verbond tweezijdig, maar hier gaat het om een eenzijdig, onvoorwaardelijk verbond) en bovendien geeft God er nog een teken bij, de regenboog. Ter herinnering voor de mens, maar – zo lezen we in Genesis 9:15 en 16 – ook voor Hemzelf?