Volkskerk in de marge
Wat is nu het eigene van een volkskerk? Dat kan niet zijn dat een kerk de roeping beseft om de bevolking in wier midden zij geplant is, met het evangelie van Jezus Christus te confronteren, schrijft dr. J.P. de Vries.
Het begrip ‘volkskerk’ roept de associatie op van een massakerk. Het merendeel van de leden komt zelden of nooit in de kerk en krijgt ook nauwelijks pastorale aandacht. Niettemin pretendeert die kerk midden in het volk te staan en dat volk te vertegenwoordigen. Veel kwantiteit, maar weinig kwaliteit.
Uitgaande van dat beeld brengt het boek Volkskerk in de marge mij in verwarring. Een kerk in de marge kan toch niet tegelijk volkskerk zijn? Kan een kerk die nog geen 12 procent van de bevolking tot haar leden telt, zich volkskerk noemen?
Dr.ir. J. van der Graaf schrijft: ‘Het gaat om een volkskerk die in bewogenheid om het heil van mensen het hele volk in het blikveld heeft. Het gaat om een volkskerk waarin ook de levensverbanden in de samenleving vanuit het Evangelie zo veel mogelijk en waar mogelijk worden geraakt en bevrucht.’ Maar bij deze toelichting rijst bij mij de vraag: wat voegt dan het voorvoegsel ‘volks’ nog toe? Dit geldt toch voor elke kerk die de naam ‘kerk’ verdient, dat ze ‘zelf gistend, als een zuurdesem present wil zijn onder het volk’?