Waar bent u naar op zoek?

column

Godsdienstvrijheid

21-04-2015

In Nederland kennen we godsdienstvrijheid. Iets waar we uiterst blij mee en dankbaar voor mogen zijn.

We zijn hiermee gezegend, ook al deed de Raad van Europa een paar maanden geleden de uitspraak dat de subtiele christenvervolging, vooral in Nederland, moest stoppen.

We hoeven immers (nog) niet bang te zijn dat we bespioneerd worden als we naar de kerk lopen, we hoeven niet bang te zijn dat de eredienst ruw verstoord wordt en we kunnen zelfs op een bankje op een centraal station uit een zwart gekafte Bijbel lezen.

Als christen kennen we de afschuwelijke verhalen van onze broeders en zusters in andere landen. De vervolging, het verscheuren van gezinsverbanden, vermoorde voorgangers, radeloze kinderen – we kunnen ons niet kunnen indenken hoe zoiets moet voelen.

Wij worden niet vervolgd. Maar daarom is het nog niet altijd gemakkelijk als je de enige christelijke medewerker in je organisatie bent. Of als je in de klas vragen krijgt over het feit waarom je voor je eten bidt en waarom je niet mee gaat stappen. Dat is niet gemakkelijk. Soms wordt het pijnlijk concreet als een promotie aan je neus voorbijgaat omdat je niet op zondag wilt werken.

Toch kan het zijn dat er godsdienstvrijheid in ons land maar niet in onze kerk is. Soms perken wij de maatschappelijke godsdienstvrijheid in. Als we een broeder zonder te groeten voorbij lopen, omdat hij niet aan de dresscode voldoet. Omdat zij net in een ander kerkverband zit. Omdat hij…

We hebben godsdienstvrijheid in ons land, dan moeten we dat zéker in de kerk hebben. Natuurlijk moeten we met elkaar in gesprek blijven, natuurlijk moeten we onze broeder of zuster (en onszelf!) bij het Woord houden. Maar dan wel in liefde, en zonder roddelen.

Het is niet aan ons om te oordelen. Laten we dat aan God overlaten, Hij heeft ons daarvoor niet nodig.

Martine de Wit