column
Bijbel
Mag ik misschien een Bijbel pakken? vraagt een leerlinge uit 2-havo. Altijd uiteraard!, antwoord ik beslist.
Sommige leerlingen vinden het een beetje vreemd, een Bijbel bij geschiedenis. Maar in deze lessen is een bijbel ‘best handig’.
We zijn bezig met de Verlichting. In groepen denken leerlingen na of ze geloven in het bestaan van kabouters, heksen, spoken, demonen, engelen en God. De meeste leerlingen trekken de grens tussen spoken en demonen. Waarom ze dat precies doen, kunnen ze lastig onder woorden te brengen. In ieder geval vinden ze ‘omdat het in de Bijbel staat’ een belangrijk argument. Aldus in verwarring gebracht zijn ze gespitst om mijn instructie over de twijfelende Descartes te begrijpen.
In een volgende les bouwen ze voort op deze kennis. Zelfstandig onderzoeken ze welke ideeën een aantal filosofen had over God, de Bijbel en de mensen. Ik daag ze uit om bij alle ideeën minimaal een tegenargument te bedenken. Eerst twijfelen sommigen of ze wel de capaciteiten hebben om de gedachtestrijd aan te binden met echte filosofen. Maar al snel vinden de eersten dat Voltaire in zijn kritiek op Gods regering van de wereld onvoldoende rekening houdt met de zonde.
Een groepje van vijf jongens bladert verwoed in de Bijbel. ‘Meneer Baarssen, waar staat eigenlijk dat God almachtig is?’ vraagt er een. ‘Ik vermoed dat jullie wel een idee hebben’, probeer ik ze aan het denken te houden. ‘Waar zou je kunnen zoeken?’ Een van de jongens durft nu met zijn idee voor de dag te komen. ‘Ik denk in Genesis, want daar staat dat de Heere alles heeft gemaakt.’
Leerlingen van klas 2 en 3 lijken van de buitenkant vaak wat ongevoelig voor de zaken van Gods koninkrijk. Toch merk ik dat de ingang van de discussie vaak helpt. Als mensen aan God komen, laten deze leerlingen dat niet zomaar gebeuren. Opeens merken ze dat hun bijbelkennis in een gesprek met een niet-gelovige van pas komt.
Als ze en passant leren om bij moeilijke vragen naar de Bijbel te grijpen, lijkt me dat alleen maar winst.
Arjan Baarssen