column
Verkeerd
Zoekend kijk ik om me heen, volgens mij was het nummer 11. Ik ga iets langzamer fietsen en probeer het huisnummer van de woning rechts naast mij te ontdekken. Toch maar afstappen.
Ik loop de oprijlaan op en vind het plaatje links naast de deur, het is nummer 18. ‘Wie zoek je?’ klinkt het achter mij. Ik draai me om en zie aan de overkant van de straat een vrouw staan. Ze lacht me vriendelijk toe. ‘Matthea,’ antwoord ik, ‘zij moet hier in de buurt wonen en verkoopt Israëlproducten.’ ‘O, dan weet ik het al, die woont een eindje verderop. Kijk, dat huis daar waar die fiets op straat staat.’ Toch wel handig, die hulpvaardigheid hier in het dorp. ‘Bedankt hè,’ roep ik naar de vrouw, terwijl ik weer opstap.
Opeens moet ik aan vorige week denken. We zouden met een paar Syrische vrouwen gaan koken. Of beter gezegd, zij zouden ons Arabisch leren koken. Een van de vrouwen is laat. ‘Zou Dima het vergeten zijn?’ Mijn vriendin Co kijkt me vragend aan. Op dat moment gaat de telefoon. Het is Achmed, de man van Dima; ze kunnen het adres niet vinden. Met hun mobiele telefoon hadden zij nummer 16 gevonden. Maar toen ze aanbelden, bleek er iemand anders te wonen. ‘Het is andersom, nummer 61,’ hoor ik Co zeggen. ‘Vraag even bij welk huisnummer ze nu lopen,’ onderbreek ik haar, ‘dan loop ik hen tegemoet.’
Even later zitten we aan de koffie. Achmed is naar huis gegaan, ‘te veel vrouwen’. Er wordt op de deur geklopt, een nette man staat voor de deur. Hij kijkt ons kringetje rond en vraagt: ‘Kan ik iemand van jullie spreken?’ en wenkt naar buiten. Co loopt mee. Even later voegt zij zich weer bij ons. Wij zijn intussen begonnen met groente snijden. Als we samen even alleen in de keuken zijn, fluistert mijn vriendin: ‘Dat was een politieman in burger; drie mensen uit de buurt hebben de politie gebeld…’
Matthea blijkt niet thuis te zijn. Ik heb aangebeld, aan de garagedeur gevoeld… Als de buren nu maar niet de politie bellen.
Marijke de Wit