column
Niet te bevatten
Deze week is het 75 jaar geleden dat de Duitse capitulatie werd getekend en ons land definitief werd bevrijd. We gedenken ook de vele doden. Op Twitter volg ik al geruime tijd het museum in Auschwitz.
Dagelijks wordt er een foto geplaatst van een of meer mensen die in de kampen gevangen zaten. De overgrote meerderheid van hen overleefde het niet.
Laatst was er een foto van een keurige jongen te zien met zijn oudere zus. Hij keek helder en vrolijk de lens in. Ik klikte door en las dat deze Walter Jungleib met enkele andere kinderen gebruikt werd voor een ‘medisch experiment’. Vanaf november 1944 werden de kinderen geïnjecteerd met tuberculosebacteriën om te kijken hoe hun ziekte zou verlopen. Toen het einde van de oorlog zich aankondigde, werden de kinderen op 20 april 1945, dus vlak voor de bevrijding, naar Bullenhuser Damm getransporteerd. Daar moesten ze zich uitkleden en kregen ze een injectie met morfine. Degenen die daarna nog tekenen van leven vertoonden, werden opgehangen. Zo kwam Walter om het leven. Dat is maar één verhaal achter een enkele foto. Elke dag zijn er weer nieuwe foto’s en nieuwe verhalen.
De laatste tijd is ons vaak uitgelegd hoe de exponentiële groei van een virus werkt. Veel mensen begrijpen dat verstandelijk wel, maar ze hebben er geen gevoel bij. Grote getallen op zich zijn al lastig te bevatten. Vandaar dat journalisten altijd over voetbalvelden beginnen als oppervlaktes onvoorstelbaar groot worden.
Ik wist van zes miljoen Joden die in de oorlog vermoord zijn, van wie naar schatting ruim één miljoen in Auschwitz. Maar het kwam nieuw binnen toen ik me realiseerde dat als het Auschwitzmuseum elke dag één foto plaatst, ik dan over twintig jaar niet meer dan één promille heb gezien van de vermoorde Joden. Abel Herzberg had gelijk: ‘Er zijn in de Tweede Wereldoorlog geen zes miljoen Joden uitgeroeid, maar er is één Jood vermoord en dat zes miljoen keer.’ Hoe beroerd wij er vanwege het coronavirus ook aan toe zijn, toch zeg ik: Godzijdank zijn we van die barbarij bevrijd.
A. Huijgen