Waar bent u naar op zoek?

blog

Ds. Mensink: Het gereformeerde belijden is goud

Het totaalrecht van God

29-11-2011

Wie bij ‘Gereformeerde Bond' denkt aan vergaderingen onder een deken van sigarenwalm, had zijn beeld al even mogen bijstellen. Met ds. A.J. Mensink uit Krimpen aan den IJssel als voorzitter moet dat toch echt, al was het maar omdat hij met zijn 42 jaar de jongste voorzitter van het hoofdbestuur ooit wordt.

Ds. Mensink erkent dat het hem op sommige momenten aan een bepaalde ambtelijke rijping zou kunnen ontbreken. Tegelijk is hij geen figuur die zijn plek in theologisch opzicht nog moet vinden. ‘Ik ben hervormd tot en met. Het begin daarvan ligt in Zwolle, ik ben daar geboren en getogen. Ons gezin behoorde tot de Grote Kerkgemeente, een geografische wijkgemeente. Ik heb er onder een hervormd-gereformeerde prediking gezeten, die vooral in mijn tienerjaren tot me begon door te dringen. Tot 1982 maakte ik ds. L.J. Geluk mee, tot 1992 ds. J.J.W. Mouthaan. Als student theologie in Utrecht volgde ik bij ds. C. den Boer in Bilthoven belijdeniscatechese, wat voor mij een grote verdieping betekende en me zicht op de fundamenten van de belijdenis, van de zaligheid gaf.
Ik ben erg overtuigd van wat waar is. Dat klinkt misschien cryptisch, maar door de jaren heen ontdekte ik hoe solide het gereformeerde belijden is. Ik ben ook gaan zien hoe nodig we dat belijden hebben. Het is een overtuiging die mijn persoonlijk geestelijk leven raakt.’

Toegankelijk

De aanstaande voorzitter is ‘geen zoeker’. ‘Ik ben wel voorzichtig en bedachtzaam. Je kunt wel grote dingen zeggen, maar heb je in de gaten wat het effect daarvan is? En heb je nagedacht over de samenhang van je uitspraak? Ik ben ook precies, soms tot in het vervelende toe. Afspraak is afspraak, de dingen moeten helder en consequent gedaan worden, er moet cohesie zijn tussen wat je doet. Ik wil ervoor waken dat ik daardoor tekortschiet aan flexibiliteit en op een bepaalde manier star zou worden. Mijn kinderen willen me daar overigens graag voor behoeden.
Ik kan met allerlei soorten mensen overweg, houd van contacten. Anderen zeggen dat ik toegankelijk ben, open. Dat is wat anders dan dat ik het diepste van mezelf laat zien, daarin ben ik een Saks. Bij de oostelijke volksaard hoort ook dat je op gemeenschap bent gericht. Ik neem nooit een polariserende positie in. Je probeert met al die mensen die tot de gemeenschap horen tot een goede verstandhouding te komen, die laat je niet zomaar onder druk zetten.’

Wijze mentor

Nu werkt ds. Mensink als predikant in de Randstad, daarvoor diende hij gemeenten in Zuid-Holland, Gelderland en Friesland. Elke plaats gaf hem ambtelijk gezien een bepaalde verrijking. ‘Hervormd Hei- en Boeicop is een volkskerk, 75 procent van de inwoners was in mijn tijd in de kaartenbak te vinden. De verzoeking van jonge predikanten is dat je de plaatselijke reformatie wilt beginnen. Je roept een paar dingen van de preekstoel en denkt dat je de gemeente hebt waar ze wezen moet. Ik heb in ds. J.C. Schuurman een ontzettend wijze mentor gehad.
In Emst leerde ik veel over de rechtvaardiging van de goddeloze uit het geloof. Ik kwam mensen tegen die groot over de genade spraken, over de rijkdom van Gods werk tegenover onze kale armoede. Mensen praatten vrijmoedig over hun geloof, ook rond het avondmaal.
Driesum leerde me in de breedte van de kerk te dienen. Je bent in de noordelijke contreien rechtzinnig of vrijzinnig, niet links, midden, rechts of wat dan ook. Als predikant heb je daardoor een brede actieradius; ik preekte in Driesum, in de stad Groningen, in een gereformeerde kerk. Geestelijk leerde ik er hoe de Heere werkt op een manier dat Hij alleen maar de eer kan ontvangen. Mensen kwamen tot verandering op momenten dat geen ambtsdrager er de hand in kon hebben gehad. Dat gaf veel moed, ook vrijmoedigheid.’

Bekering

‘Bekering is in Driesum een belangrijk gespreksonderwerp. Dat heeft me aan denken gezet: wat is bekering? Hoe breng je dat in de prediking aan de orde? In Driesum probeerde ik het los te maken van de gedachte: je moet bekeerd zijn. Uit Driesum nam ik mee dat bekering een element is dat we niet mogen kwijtraken. Het leven met Christus betekent ook sterven aan jezelf, leven op de wijze van het offer.
In Krimpen aan den IJssel leer ik het gereformeerde belijden in confrontatie te brengen met wat vandaag leeft. Bij de preekvoorbereiding lees ik nu seculiere lectuur, zoals Wij zijn ons brein van de atheïstische hersenonderzoeker Dick Swaab en Religie voor atheïsten van Allain de Botton. Dat denken is de context waarin mensen binnen en buiten de gemeente verkeren. Als ik in metro zit, vraag ik me af: hoe zou je aan deze mensen uitleggen wie God is, wie Christus is? Deze omgeving helpt me door de eigen kerkelijke en culturele traditie heen te kijken en sterkt me tegelijk in de overtuiging dat we met het belijden dat we toevertrouwd hebben gekregen, goud in handen hebben, ook voor mensen van vandaag.’

Focus

De kerkelijke context waarin de Gereformeerde Bond werkt, is een andere dan die van voor 2004. ‘Voordien werden we in de breedte als notoire dwarsliggers gezien. Je merkt nu vertrouwen en openheid. Er is op dit moment een goed gespreksklimaat binnen de Protestantse Kerk. Het hervormd-gereformeerde gedachtegoed doet ertoe. Ik zie in de openheid ook een stuk verlegenheid: jullie hebben nog wat wij zijn kwijtgeraakt.
Tegelijk moeten we niet in de situatie komen dat van de Gereformeerde Bond wordt gezegd: ‘Wat doen jullie toch goed mee.’ We lopen dan het risico dat we ons door de kerk laten annexeren. De Gereformeerde Bond is een protestbeweging, uit nood geboren, om de kerk op te roepen haar eigen fundament serieus te nemen. Het kritische element dat in ons wezen zit, moeten we niet verliezen.
De focus van de Gereformeerde Bond ligt bij de kerk: dat we een kerk zijn die leeft bij haar belijdenis, die leeft met Christus, in toewijding aan haar Heiland. Daarbij zijn we verbonden met ons voorgeslacht uit de Reformatie, dat is onze identiteit. Dat geeft veel ruimte en leven. Het geeft tegelijk grenzen, waarbij ik concreet denk aan ds. K. Hendrikse. Ook op dit punt geldt: ‘Kerk, wees echt kerk.’
Het is mooi dat het Gereformeerde Bondswerk in gemeenten een plek vindt en tot zegen is, maar ik zie dat als een verlegenheidsoplossing. We zijn er niet om taken van de kerk over te nemen. De dienstenorganisatie is afgeslankt, terwijl vanuit gemeenten meer verzoeken komen om toerusting die aansluit bij gemeenten. Kerkenraden hebben met complexere vragen te maken en zijn tegelijk door de ambtsperiode van acht jaar aan continuïteit en kennis kwijtgeraakt.’

Geschakeerd

‘Het uitslijten van gereformeerde principia speelt ons als beweging vandaag parten. Vraag eens naar geloof, genade, vrije wil, verkiezing, verbond, bekering – de inhoud van ons belijden, van de Schrift. De kerkelijke analfabetisering gaat ons niet voorbij. Gemeenteleden putten in media uit allerlei bronnen. We halen onze geestelijke vorming niet uit één stroom. In plaats van dat we de dingen toetsen, vinden we ze wel aannemelijk klinken.
Je ziet de geschakeerdheid van gemeenten in allerlei opzicht toenemen. In de manier waarop we de Schrift lezen is in hervormd-gereformeerde kring meer variatie gekomen. Blijkbaar kan niet iedereen met de klassieke leesregel uit de voeten. Veel kerkenraden oriënteren zich minder nadrukkelijk aan de Gereformeerde Bond, dat maakt de onderlinge samenhang lastiger. Een deel van de kerkenraden en gemeenten vindt dat de Gereformeerde Bond geen pretenties moet hebben. Inderdaad, we moeten niet de houding hebben: Wij zijn van de GB, wij weten het.’

Compleet verwerken

Leiding geven aan de hervormd-gereformeerde beweging betekent volgens ds. Mensink niet protocollen uitvaardigen. ‘In ons beleid zetten we in op de eigen verantwoordelijkheid van kerkenraad en gemeente. Als hoofdbestuur probeer je de rijkdom van de traditie en het belijden compleet te verwerken. Je wilt laten zien wat de consequenties zijn als je elementen weglaat. Je kunt eindeloos de klassieke liturgie verdedigen: waarom lezen we de wet aan het begin van de dienst, waarom duurt een preek drie kwartier, maar dan geef je nog geen leiding. Dat doe je wel als je duidelijk maakt wat gereformeerde liturgie is, wat het betekent als de gemeente voor God verschijnt. Hervormd-gereformeerd zijn leidt er niet toe dat bijvoorbeeld Driesum en Groningen een kopie van elkaar zijn, maar wel dat je in leer en leven gereformeerd bent.
Je kunt je intussen afvragen hoelang een gemeente zich verbonden kan voelen met Gereformeerde Bond. In hoeverre voelt een gemeente die op grond van haar verstaan van de Schrift bewust kiest voor de vrouw in het ambt zichzelf nog verwant met Gereformeerde Bond?
Voor onszelf ligt er de vraag of onze identiteit helder genoeg is. Kan iedereen die wat met klassieke theologie heeft maar aanschuiven?’

Totaliteit

‘Bij de kern van het gereformeerde belijden denk ik aan het woord totaliteit. Het is het totaalrecht van God op ons leven, die alles onder de heerschappij van Christus heeft gebracht, die met de totaliteit van Zijn genade al onze zonden bedekt. God is ook de God die van a tot z zorg draagt en instaat voor onze zaligheid. Van Hem kunnen we niet groot genoeg denken. Ik denk ook aan het licht dat vanuit hele Schrift uitgaat.
Het eigene van de Gereformeerde Bond heeft te maken met de wijze waarop de Schrift in ons leven een plek heeft. We zoeken naar een gereformeerd verstaan van de Bijbel, waarbij we ervan overtuigd zijn dat dat altijd een kritisch tegenover voor ons is. We moeten de boodschap niet ontkrachten door haar zo te plooien dat ze aansluit bij wat wij vandaag vinden. Er moet altijd een buiging plaatsvinden: voor de Schrift en naar de Schrift. Op zijn minst moet je jezelf en je eigen tijd relativeren.’

Tineke van der Waal