Waar bent u naar op zoek?

blog

Sport en religie moeten we niet vermengen

Vrijdag is de aftrap

05-06-2012

Vrijdag is de aftrap, begint het Europees kampioenschap voetbal. Opvallend is hoe vaak in onze tijd sport en religie met elkaar verbonden worden. Topvoetballers maken hun doelpunten ‘met dank aan God', doordeweeks en op zondag.

Sport en kerk hoeven geen vijanden van elkaar te zijn. Het is goed dat te benadrukken aan het begin van ‘een lange sportzomer’, als de aandacht van miljoenen Nederlanders gevangen is door het tweejaarlijkse voetbalkampioenschap van Europa/van de wereld, door de Tour de France, door de Olympische Spelen in Londen. Voetbal en geloof hoeven elkaar op zichzelf zeker niet te bijten.

Het bekende vers uit 1 Timotheüs 4:8 heeft wel een toon gezet: ‘Want de oefening van het lichaam is van weinig nut.’ Het zou kunnen zijn dat Paulus bij deze tekst aan de sport denkt. Maar er zijn ook uitleggers die – lettend op de eerste verzen van 1 Timotheüs – menen dat Paulus zich richt op mensen die zich door een bepaalde vorm van onthouding in geestelijk opzicht beter achten. In elk geval wordt de lichamelijke oefening door de apostel gezet tegenover de godsvrucht, die van betekenis is voor het eeuwige leven. Sport heeft dus een beperkte waarde.

 

Geen taboe

In de vorige maand verschenen biografie over de zeventiende-eeuwse dichter Jacob Revius laat dr. Enny de Bruijn zien dat Revius als orthodoxe student in Leiden weinig speelruimte had ten aanzien van allerlei vermaak. Kaarten en dobbelen waren niet toegestaan en de herberg was verboden terrein. ‘Alleen de broodnodige lichamelijke oefening is toegestaan,’ schrijft ze. Op sportieve activiteiten rustte in de gereformeerde traditie geen taboe.

Die conclusie wordt geïllustreerd door een bericht van een van de predikantenbegeleiders van de Protestantse Kerk, ds. L. Boot uit Harderwijk. Op basis van een klein onderzoek in de regio Harderwijk-Ermelo kwam hij tot de conclusie dat een derde van de predikanten regelmatig hardloopt. ‘Dominees leven nog weleens te veel in hun hoofd, maar verbinding met lichaam en natuur houdt de ziel in balans.’ De waarde van sporten is daarmee benoemd.

 

Politiek

Juist bij grote evenementen als een Europees kampioenschap voetbal constateren we dat sporten veel meer geworden is dan een op zichzelf gezonde activiteit. De betekenis van de wedstrijden voor de samenleving is zo groot geworden dat een datum waarop het Nederlandse team speelt ongeschikt is om landelijke verkiezingen te houden, zoals na de kabinetscrisis even aan de orde was. Hoeveel miljarden er aan bezuinigingen ook nodig zijn en hoe urgent de crisis ook is, beleid kan blijkbaar op het voetballen wachten.

De politieke context waarin het voetbaltoernooi in Polen en Oekraïne plaatsheeft, blijkt het sterkst uit het optreden van Angela Merkel. De Duitse bondskanselier vergeleek Oekraïne met Wit-Rusland, een land dat als de laatste dictatuur in Europa bekend staat, waardoor Merkel voor de overheid als moedige lijn koos zich van dit toernooi te distantiëren. Als Duitsland het in sportief opzicht goed doet, neemt zij dus niet op de tribune plaats. De voorzitter van de Europese Commissie, Barroso, heeft dezelfde opvatting.

Het zou daarbij mooi zijn als de overheid niet alleen de vinger legt bij het gebrek aan democratie in Oekraïne, maar ook bij vrouwenhandel en prostitutie die in dit land door de sport een extra impuls krijgen. Wie kan het vatten dat een voetbaltoernooi met miljoenen supporters betekent dat er tienduizenden prostituees naar Polen en Oekraïne moeten gaan?

 

Hand van God

Hét probleem ten aanzien van wedstrijdsport – naast de ontheiliging van de zondag, de verafgoding van sporters en het verkeerd omgaan met je lichaam om net iets beter te presteren dan de concurrent – is de toenemende vermenging met religie. De rooms-katholieke omroep RKK presenteert momenteel een serie vraaggesprekken onder de naam ‘De hand van God’. Uit de interviews met allerlei profvoetballers blijkt dat ze veel meer doen dan een kruisje slaan als ze het veld betreden. In toenemende mate lezen we over ‘gelovige jongens die hun geloof met de sport verbinden’.

De vrijmoedigheid waarmee sporters over God spreken, is opvallend en kan slechts positief gewaardeerd worden. De wijze waarop ze dit doen, verschilt nogal. Ik vind het vreselijk goedkoop als een bekende Afrikaanse voetballer na een gewonnen wedstrijd zegt: ‘Ik had het idee dat de penalty die Arjen Robben miste, voor ons een geschenk van God was.’ Al is het waar dat Afrikanen God veel dichter bij hun dagelijks leven trekken dan westerlingen, er zijn grenzen aan de wijze waarop we Zijn heilige Naam aan onze activiteiten kunnen verbinden.

 

Verwarrend

Voor jongeren en ouderen kan het sterk op elkaar betrekken van professionele sport – met alles wat daarbij komt aan ontheiliging van Gods dag en Gods naam, aan het sterk centraal stellen van de prestaties van een mens – en het christelijk geloof verwarrend zijn. Zeker als er uit de mond van een sporter mooie woorden klinken.

Neem de marathonschaatser René Ruitenberg, die voor de NOS vertelde na zijn carrière als dominee verder te gaan. Ruitenberg gaf aan dat Nederland het Evangelie nodig heeft. ‘We hebben God de rug toegekeerd. Ik denk dat we weer bij de bron moeten komen. Via Jezus, het kruis, uitkomen bij God.’ In zo’n situatie wordt duidelijk dat een evangelisch christen als Ruitenberg anders met de zondag omgaat dan gereformeerde christenen doen.

 

Eigenwillige godsdienst

Zien we rond dit thema niet terug wat vanouds bij de mens hoort, namelijk dat hij God dienen wil op de wijze die hij verkiest? In het denken van onze tijd, waarbij wij aangeven wat we vinden dat ‘moet kunnen’, is dit in sterke mate terug te vinden. In de kerk spreken we over ‘eigenwillige godsdienst’, een van de zonden in de geschiedenis van Israël, die we bij voorbeeld in het boek Richteren tegenkomen.

In dat bijbelboek zien we dat de hogepriester in Silo niet langer het middelpunt van het volk is, dat als de gelovige Israëlieten elkaar daar niet meer treffen bij de offers en de liederen, ze een eigen heiligdom oprichten met een eigen priester. De Bijbel is scherp, als ze aangeeft dat eigenwillige godsdienst geen enkele waarde heeft.

 

Sportbijbel

‘God is in de sportwereld aan het werk.’ Dat is een rode draad in het werk van een stichting als ‘Geloofshelden’, die sprekers in kerken en op scholen laat vertellen over hun geloof in Jezus Christus. Een andere organisatie bracht een Sportbijbel op de markt. Hoe dankbaar we kunnen zijn als er openheid ontstaat voor een goed woord over Christus, laten we juist in deze weken aan jongeren en ouderen duidelijk maken: ‘God is aan het werk in Zijn gemeente.’ De kerk is de werkplaats van de Heilige Geest. En de Heere vinden we naar Zijn belofte in Zijn Woord, in het gebed.

Waar jongeren meer en meer met computers opgroeien, mogen we hen stimuleren om te gaan sporten. Prima! Het is niet goed als het vak lichamelijke oefening op christelijke scholen als eerste sneuvelt zodra er spanning is op het lesrooster. Sport en religie moeten we echter niet vermengen. Ik kan althans een juichende massa in een kolkend stadion om ultieme sportprestaties niet in lijn krijgen met oproep van de apostel Paulus (Rom.12:1) om onze lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor Hem welbehaaglijk.

P.J. Vergunst