blog
Volwassenen vragen: Leer ons bidden
Meer dankzegging
Wat zou je anders doen als je de ambtelijke loopbaan over mocht doen? Bij het naderen van zijn emeritaat zei iemand me: Ik zou in de voorbede in de eredienst meer aandacht gegeven hebben aan de dankzegging.'
Is het een karikatuur als we menen dat evangelische christenen in hun gebeden meer te danken hebben (wellicht omdat ze minder te vragen hebben?) en bij gereformeerde christenen de vragen zo voor in de mond liggen dat ze aan het belangrijkste niet toekomen? Deze grove tweedeling zal in elk geval een kern van waarheid bevatten. Het is goed dat we elkaar daarin corrigeren, of beter: dat we samen door het Woord gecorrigeerd worden.
Gebedsonderwijs
Kinderen leren we bidden – het is een van de belangrijkste dingen in de geloofsopvoeding. Die opdracht neemt niet weg dat het voor veel ouderen eveneens nodig is onderwijs ten aanzien van het gebed te ontvangen. De vraag ‘Leer ons bidden’ klinkt in de Bijbel niet uit de mond van kinderen, maar van discipelen, volwassen mensen. Een van hen vraagt Jezus, nadat Deze ergens aan het bidden was, om ook hen te leren bidden zoals Johannes dat zijn discipelen geleerd heeft. (Luk.11:1) Ds. Jos Douma schrijft op een van zijn weblogs: ‘Nood leert niet bidden, Jezus leert bidden.’
Die vraag van de discipelen vraagt onze aandacht, omdat het gaat om mensen die waarschijnlijk vanaf hun kinderjaren gebeden hebben. Het onderwijs van de Heere Jezus is indringend geweest, maar in Lukas 11 horen Zijn leerlingen ook Zijn gebed, de omgang met Zijn Vader. In tegenstelling tot in Johannes 17 staat dit gebed niet in de Bijbel, evenmin als het gebed van Johannes de Doper. De woorden van de Heiland raken hen zo dat ze tot die eenvoudige vraag komen: ‘Leer ons bidden.’
Omhaal van woorden
In de synagoge werd het zogenoemde ‘Achttiengebed’ gebeden, dat de discipelen gekend zullen hebben. Het is wel getypeerd als één machtige lofprijzing op God en begint met het grootmaken van Zijn Naam: ‘Gezegend Gij, Heere, onze God en God van onze vaderen. God van Abraham, en God van Izak en God van Jakob. Grote, machtige en ontzagwekkende God, allerhoogste God, die goede weldaden verricht en het al tot Zijn bezit vormt, die de weldaden der vaderen gedenkt en de zonen van hun zonen een verlosser brengt, ter wille van Zijn naam, in liefde. Koning, helper, bevrijder en schild.’
Jezus leert niet alleen geconcentreerd te bidden, in tegenstelling tot de omhaal van woorden, die de gebeden van de heidenen kenmerkt. (Matt. 6:7) Hij leert vooral dat bidden afzien is van jezelf en opzien tot God.
Kloppen van Jezus
Onze gebeden zijn een reactie op het kloppen van Jezus op de deur van ons hart. Hij schenkt het gebed als een instrument tot intieme gemeenschap tussen God en mensen, een wonder als we zien wie Hij is en wie wij zijn. Om die reden kan het gebed niet zonder concentratie en eerbied.
Bidden is ‘Hem Zijn naam doen verheerlijken te midden van al onze noden’, zoals de Noorse lutherse predikant Ole Hallesby in zijn bekende boek over het gebed ergens opmerkt. Net als geloven is bidden afzien van onze mogelijkheden en het oog tot de Heere opheffen. Zonder de ervaring van hulpeloosheid en afhankelijkheid kan het gebed niet.
Als we dat zien, beginnen we niet met ónze noden, onze vragen, maar richt het hart van een bidder en van een biddende gemeente zich allereerst op de daden en de eigenschappen van God. Dat leren we als eerste van het Onze Vader, niet voor niets het volmaakte gebed genoemd. Jezus leert de discipelen dat Gods Naam, Zijn Koninkrijk en Zijn wil centraal dienen te staan.
Danken
Meer aandacht in de voorbede van de gemeente voor de dankzegging, dat zei de predikant kort voor zijn emeritaat. Als we de brieven van Paulus lezen, merken we dat danken altijd vooraf gaat aan het bidden. Dat is voor ons gebedsleven een belangrijke les.
De apostel dankt eerst voor het feit dat er een gemeente van Christus is, dankt voor haar concrete gestalte. Paulus dankt zijn God altijd wanneer hij aan de gemeente van Filippi denkt. (Fil.1:3) Hij schrijft aan Efeze dat hij vanwege het geloof in de Heere Jezus en de liefde voor alle heiligen niet ophoudt voor haar te danken, als hij in zijn gebeden aan de gemeente denkt. (Ef.1:15)
Grondhouding
Zijn dat dan gemeenten waar louter goeds over te zeggen is? Nee, in 1 Korinthe 1 lezen we dat de apostel God altijd voor de gemeente dankt, vanwege de genade die haar gegeven is. Maar in hetzelfde hoofdstuk lezen we over verdeeldheid, in dezelfde brief gaat het over zedeloosheid, zelfs over misstanden bij het avondmaal. Danken voor de gemeente hoort bij Paulus tot zijn grondhouding.
En doet zo de Heere Jezus het ook Zelf niet, als Hij zich bij monde van Johannes richt tot zeven gemeenten? Waar mogelijk zet Hij positief in, benoemt de inspanning en de volharding van de gemeente in Efeze of Pergamus, voordat Hij aangeeft dat ze haar eerste liefde verlaten heeft.
Onderbreking
Paulus begint met de dankzegging niet alleen zijn brieven, hij onderbreekt er zijn betoog ook nogal eens voor. In het laatste deel van 1 Korinthe 15 spreekt hij over de vergankelijkheid van de mens, over de prikkel van de dood, over de zonde en de wet. In dat betoog is er ineens ruimte voor dankzegging en lofprijzing: ‘Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.’ Het is een uitroep van blijdschap die in de aanvechting geboren wordt.
Dat samengaan tussen aanvechting en aanbidding kenmerkt veel psalmen en hoort daarmee bij het geloofsleven. Asaf vraagt zich in Psalm 77 af of God vergeten is genadig te zijn, of de barmhartigheid het verloren heeft van Zijn toorn. De omslag komt als hij zich de daden van de Heere in herinnering roept, als hij denkt aan ‘Uw wonderen van oudsher’. ‘Ik zal al Uw werken overdenken en over Uw daden spreken.’
Danken en denken
Danken heeft een verband met denken. Als we de Heere niet dagelijks danken voor Wie Hij is en wat Hij deed, denken we daar dus weinig aan. En als in de voorbede van de gemeente in de eredienst veel meer stilgestaan wordt bij onze noden en ziekten dan bij de verhoring van onze gebeden – in welke vorm dan ook – dan gaan we niet in de weg van het Woord. Zijn we deze zondag dan al vergeten wat we vorige week met elkaar gevraagd hebben? En wachten we het antwoord van de Heere niet gespannen af?
Danken heeft als grondwoord in de Bijbel ook een relatie met genade, met <i>charis<p>. In de genade van God in Christus ligt de diepste reden voor de oproep die Paulus in Kolossenzen 3 doet: ‘Zing voor de Heere met dank in uw hart.’ Onze smekingen mogen we met dankzegging aan God bekendmaken.
Niet verheerlijkt
Als het de roeping van een christen is om een levend dankoffer aan God te zijn, is het duidelijk dat hier het onderscheid valt met degenen die Hem niet erkennen. Romeinen 1 spreekt over Gods toorn over de heidenen, omdat ‘zij, hoewel zij God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt hebben, maar verdwaasd in hun overwegingen en verduisterd in hun verstand zijn’. Zo nauw luistert het in het danken als eren van Gods Naam.
Ontroerend zijn de passages in het boek Openbaring waarin het leven van de verloste kerk getekend wordt, van hen die gekomen zijn uit de verdrukking. ‘De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!’ luidt het. Uit hun stem klinkt een voortdurend danklied. ‘De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen.’ Onze eredienst op de zondag, inclusief de dankzegging in de voorbede, doet uitzien naar deze eredienst in de hemel.
P.J. Vergunst