Waar bent u naar op zoek?

blog

Bijbel rekent met de gebrokenheid van het leven

Trots op de kerk?

28-08-2012

Hoe fier is de gestalte van de kerk? Staat ze met een heldere belijdenis midden in deze tijd? Ja, dat is haar roeping. Als we daarbij maar niet vergeten ook oog te hebben voor de gebrokenheid van en in de kerk.

Het was een reactie van Antoine Bodar, de bekende priester, op de voortdurende aantijgingen aan het adres van de Rooms-Katholieke Kerk. Vele berichten over de seksschandalen die het geweten van de kerk bezwaren, hebben ervoor gezorgd dat rooms-katholieken zich nogal eens voor hun kerk schamen. In een artikel schrijft Bodar: ‘Wij, priesters, delen in de verslagenheid en in de verlegenheid en in de schaamte. Zo wenden wij ons gezamenlijk tot de Heer en vragen Hem om vergeving. Wij lijden nu eens te meer aan de Kerk als instituut van zondige mensen. En zo zien wij af door te delen in de schuld. Wij lijden aan de Kerk en daarmee aan ons zelf. Want God is rechtstreeks beledigd in Zijn meest onschuldigen, kinderen aan ons toevertrouwd maar misbruikt.’
In het tweede deel van het artikel volgt een omslag. Dan schrijft de ‘mediapriester’ dat hij ‘op ferme wijze in Christus fier wil zijn op Zijn Kerk wereldwijd’.

Gebroken gestalte

Zijn we fier, trots op de kerk waartoe we behoren? We kunnen de vraag stellen of christenen in een tijd waarin vele Nederlanders zich van haar afkeren, niet met enige trots over de kerk hebben te spreken. Bodar doet dat zelfs nog in tijden dat het stormt. Ik meen van niet. Er is meer reden om de gebroken gestalte van de kerk te benadrukken, er oog voor te hebben dat de kerk onderweg is.

***

We leven in een tijd waarin mensen een gemeente zoeken die bij hen past, waar het fijn is om mee te leven, waar hun kinderen voldoende aandacht krijgen. De een begeert een gemeente waar de blijdschap het volle pond krijgt – en geef deze broeder eens ongelijk? Paulus benadrukt immers (2 Kor.1:24) dat hij een medearbeider aan de blijdschap van de gemeente is. Het gaat in de kerk om de gezamenlijk beleefde vreugde om wat God gedaan heeft, om Wie Hij is. Een ander zet zich in voor de zuiverheid van de gemeente – en geef ook deze zuster eens ongelijk? Paulus zegt immers (Gal.1:9) dat degene die een ander Evangelie brengt, vervloekt is. De leer van de kerk, haar grondslag en belijdenis, hebben alles te maken met de weg tot de zaligheid, met de toegang die mensen tot God mogen nemen.

Niets maakbaar

In de gemeente van Christus is echter door ons niets maakbaar. Ambtsdragers noch gemeenteleden, hoe toegewijd ook, realiseren door hun inspanningen het bijbelse model van de gemeente, waarin zij zich van harte geeft aan de gebeden, aan de breking van het brood, aan de gemeenschap, waarin ze de leer van de apostelen aanvaardt. Voor de opbouw van de gemeente zijn we uiteindelijk helemaal aangewezen op de Heilige Geest.
Maakbaarheid hoort daar niet bij. Het is zelfs nodig om in ons spreken over de gemeente de gebrokenheid van haar gestalte helemaal te laten staan. Tot de dag van Christus’ wederkomst zal ze bestaan uit koren en kaf. Ondertussen is de kerk onderweg naar de dag dat Gods Koninkrijk eenmaal volmaakt aangebroken zal zijn. Wie daar echter op vooruit grijpt, zorgt voor ongelukken.

Spanning

Een ambtsdrager die zich verantwoordelijk weet voor de gemeente, zal de doorwerking van de zonde in het leven van mensen onder ogen zien. Hij heeft met de werkelijkheid van het bestaan te rekenen en beseft dat niet alle gevolgen van de zonden uit te bannen zijn. Met de spanning die er is en blijft tussen wat God van Zijn schepselen vraagt en het leven van mensen, heeft ook Jezus in Zijn onderwijs gerekend. Vanwege de weerbarstigheid van het huwelijksleven zegt Hij: ‘Mozes heeft vanwege de hardheid van het hart u toegestaan uw vrouw te verstoten; maar van het begin af is het zo niet geweest.’ Mozes moet als leider van het volk Israël vanwege de zonden met een noodmaatregel leven, om zo voor de vrouw haar rechtszekerheid veilig te stellen.
Het betekent dat we in de christelijke gemeente – ondanks ons verlangen dat de geboden van God gestalte krijgen in het leven van alle leden – altijd geconfronteerd blijven worden met teleurstellingen, met afval en tweedracht. Een hersteld hervormd geworden ambtsdrager zei me, na de vorming van de gemeente in 2004: ‘Nu hebben we gelukkig niet meer te maken met mensen die alleen met Kerst naar de kerk komen. Nu zijn we ook af van de discussie over homoseksualiteit.’ Met het citeren van deze uitspraak doen we kerken die voortkomen uit Afscheiding en Doleantie als geheel geen recht, maar de woorden geven wel een manier van denken weer die buiten de Hervormde Kerk, buiten de Protestantse Kerk gevonden wordt.

Jan Rap en zijn maat

De negentiende-eeuwse theoloog Hoedemaker heeft zijn principiële keuze om in de gebrokenheid van het concrete leven zich te blijven inzetten voor het herstel van de volkskerk op formule gebracht, toen hij aangaf te willen horen bij ‘Jan Rap en zijn maat’, bij de mensen in de samenleving die niet in tel zijn. Op basis van de reikwijdte van het verbond kunnen we niet anders dan Hoedemaker volgen, zó steeds opnieuw het appèl op de schare te laten klinken om de God van Israël als Heere te erkennen.
Waar een jongere generatie, en zeker ook dertigers, eerder dan in vorige tijden op zoek gaan naar een gemeente waar het goed toeven is, waar ze het naar de zin hebben – of dit nu van evangelische of reformatorische snit is – zeggen we tegen elkaar dat we het leven in de kerkelijke gebrokenheid niet mogen ontlopen. Bij kerk en ambt, bij prediking en sacramenten, bij rechtvaardiging en heiliging plaats ik de notie van de gebroken werkelijkheid, die volop meedoet in ons denken over de kerk, over de gemeente.

Roemen

Luther heeft hier op gewezen toen hij zei dat de kerk de gestalte heeft van een zondares bij het kruis. De kerk als geheel moet – evenzeer als een enkel mens – leven van de rechtvaardiging van de goddeloze. De kerk heeft niet zoveel om in te roemen, behalve in het kruis. En in haar Heiland! Ze belijdt met gebroken stem, ze gaat haar weg in een gebroken gestalte. Dat Calvijn het met Luther eens was, leren we uit zijn uitspraak dat in de twaalf artikelen van het geloof het artikel van de vergeving van de zonden vastgeknoopt is aan het artikel over de kerk.
Ondertussen is rekenen met de doorwerking van de zonde iets anders dan je erbij neerleggen. Daar laat het Woord van God geen ruimte voor. Is het Evangelie niet een doorlopend appèl om de weg van de zonde te verlaten en het pad van Gods geboden te lopen?

Verbinden

Helen van wat gebroken is – die opdracht is er voor allen die in het Evangelie arbeiden. De Heere ageert tegen de herders van Israël die het verbrokene niet verbinden, die het afgedwaalde niet terugbrengen, het verlorene niet zoeken. (Ezech.34:4) Om die reden geeft God Zelf in dit hoofdstuk de belofte dat Hij het gebrokene verbinden zal door ‘één Herder, Die opstaan zal, Mijn Knecht David’.
In navolging van deze Herder doen we ons werk in de christelijke gemeente, ook in de samenleving, in de politiek. Het Koninkrijk van God realiseren we er niet mee, en de ideale gemeente wordt er niet door gevormd. De gebrokenheid blijft volop meedoen in ons werk, blijft ons ook steeds hinderen. Wegnemen kunnen we haar niet, en daarom wordt het zaad van het Evangelie met tranen gezaaid. Maar desondanks werken we wel, gelovend in de oogst die beloofd is, waarvan die geschonken Herder ook de Eersteling was.

P.J. Vergunst