Waar bent u naar op zoek?

blog

Waarheidsvriend richt zich op welzijn van de kerk

Onze missie, onze passie

01-10-2012

In al de jaren dat ik voor De Waarheidsvriend werk, heb ik nergens een redactiestatuut ontdekt, of een ‘mission statement'. Een korte formulering waarom het de redactie vanouds te doen geweest is én waarom het haar nu gaat, ontbreekt. Dat is opvallend.

Neem de twee orthodox-christelijke kranten die Nederland nog altijd rijk is, het Nederlands Dagblad (ND) en het Reformatorisch Dagblad (RD). Van tijd tot tijd – vooral als er kritiek gekomen is op het beleid – verantwoordt de krant zich over haar koers.

Het ND zegt de ontwikkelingen in de samenleving te willen beschrijven en te willen duiden in het licht van Gods Koninkrijk. Het RD

wil onder meer de tijdgeest weerstaan, een dam opwerpen tegen verkeerde ontwikkelingen. Als de abonnee van zich laat horen, vertelt de krant wat haar missie is.

 

Hoofdredacteurschap

Voor De Waarheidsvriend is de verwoording van haar missie er niet op papier, zelfs niet in een bureaula. Dat kan zijn, omdat men rond de start in 1909 en daarna niet gewend was te werken met begrippen als missie en visie. Dat zou ook kunnen zijn, omdat ons blad in de eeuw van haar bestaan slechts vijf hoofdredacteuren gehad heeft.

Dat is vrij uitzonderlijk, zeker als we bedenken dat ds. G. Boer slechts drie jaar deze verantwoordelijkheid had. Het kwartet dat overblijft, tekende voor de overige 97 jaar leidinggeven aan De Waarheidsvriend. Ds. M. van Grieken 31 jaar, prof. Severijn 26 jaar en ir. J. van der Graaf 32 jaar. Ik weet voor mezelf in elk geval wat er zomaar stilzwijgend van mij verwacht kan worden als ik gezond mag blijven… Terzijde zij hieruit de conclusie getrokken dat werken aan ons blad zo mooi is dat je dat niet snel verruilt voor een andere taak.

Die continue lijn in het hoofdredacteurschap kan maken dat de visie voor het blad jarenlang in het hoofd van de hoofdredacteur zit, terwijl die nergens verwoord is. In de eeuw van ons bestaan hebben we een heel consistente lijn in ons beleid gehad. Dat heeft uiteraard vooral te maken met de nauwe band die er honderd jaar lang was tussen het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en zijn wekelijkse orgaan.

Pas in 2007 was er sprake van een trendbreuk toen voor het eerst twee mensen tot de redactie toetraden die geen lid van het hoofdbestuur waren, (oud-lid) dr. W. Verboom en eindredacteur drs. Tineke van der Waal.

 

Nauwe band

De nauwe band tussen bond en blad zien we bij de presentatie van het eerste nummer van de eerste jaargang: orgaan van de Gereformeerde Bond tot verbreiding en verdediging van de waarheid in de Nederlandse Hervormde Kerk. Het ging én gaat allereerst om de kerk, om haar belijdenis, haar geschiedenis, haar gestalte, haar toekomst.

De decennia door was dit van grote betekenis voor degenen die de pen hanteerden. Ik illustreer dat door een vergelijking te maken met het Gereformeerd Weekblad, dat eind 2007 na 108 jaargangen stopte, het blad dat ook uit de kring van de Gereformeerde Bond kwam. Van ds. G. Boer is de uitspraak dat ‘De Waarheidsvriend moest bedenken dat het Gereformeerd Weekblad vanouds wat gereformeerder wilde zijn, dat De Waarheidsvriend de last meedraagt altijd bezig te moeten zijn met thema’s die in de kerk aan de orde zijn en die niet altijd dicht bij het gemiddelde gemeentelid liggen, hen soms boven de pet gaan’.

Ons blad bond de gereformeerd gezinde hervormden samen onder de banier van de Waarheid, de banier van Christus. ‘Er moet gesproken worden naar het Woord’, is te lezen op 3 december 1909. En het mooie vind ik dat de schrijver van dat stuk – er staat geen naam onder, laat staan dat de pasfoto van de man erbij staat – niet slechts naar de ander wijst. ‘De overtredingen onder ons zijn zoo menigvuldig.’ En: ‘Indien er iets van onze gemeenschappelijke schuld, van onze gemeenschappelijke ellende gevoeld wordt, dan kan het niet anders of wij zullen ook gaarne belangstellen in alles wat in onze kringen naar de Waarheid spreken wil, onze Kerk niet uit het oog verliezend.’

 

Welzijn

Gerichtheid op het welzijn van de kerk waartoe we behoren, dat is wat De Waarheidsvriend dreef en drijft. Het zorgt ervoor dat we meer dan anderen aandacht besteden aan wat in de synode omgaat, dat we de waarde van de kerk, het ambt, de belijdenis benoemen, ook in een tijd waarin deze gerelativeerd worden.

Die constante lijn in ons motief laat tegelijk zien dat ons blad nu heel anders is dan een eeuw of dan enkele decennia geleden. Immers, de situatie van de kerk is gewijzigd. Het maakt nogal verschil of je Christusbelijdende volkskerk wilt zijn, of Protestantse Kerk – niet meer ‘van’, maar – ‘in’ Nederland, sterk door de secularisatie aangeraakt.

Nee, niet dat de zogenoemde leervrijheid in de Protestantse Kerk ten einde is. Hadden we honderd jaar geleden een predikant die Boeddha van groter betekenis achtte dan Christus en die zijn schorsing door de synode ontliep, hadden we vijftig jaar geleden een kerkelijk hoogleraar die aan de verzoening op Golgotha geen enkele boodschap had, hun denken vinden we ook in de huidige tijd.

Op de kansel van een Veluwse plaats werd na de moord op Theo van Gogh uit solidariteit met de moslims uit de Koran gelezen. En enkele jaren geleden vertelde een predikante in de tijd tussen Goede Vrijdag en Pasen dat ze in reïncarnatie gelooft. ‘In de Bijbel staat niet alles, en niet alles wat in de Bijbel staat, is voor mij leidraad.’

 

Geen vrijblijvendheid

Hier hebben we van doen met grove schendingen van het bijbelse getuigenis. Maar het kan ook subtieler, als het Woord niet klinkt in zijn radicaliteit, in zijn oordeel over ons leven, in zijn centraal stellen van het werk van de drie-enige God. We weten dat het laatste bijbelboek spreekt over afdoen of toedoen aan de woorden van deze profetie.

Dat betekent het einde van elke vrijblijvendheid in ons werk, elke gemakzuchtigheid, elke oppervlakkigheid, of geneigdheid tot een compromis. Het gaat om de gehoorzaamheid aan Christus, om een vriend te zijn van Hem die de Waarheid is.

Een mooie taak. Maar ook een opdracht, een last, om dicht bij Hem te blijven, Zijn stem door te geven. De naamgevers van De Waarheidsvriend hebben dat beseft: ‘U bent Mijn vrienden als u doet wat Ik u gebied’, zegt Jezus in Johannes 15:14. De naam van ons blad is geen claimen van eigen gelijk, maar de belijdenis ten aanzien van het unieke van Jezus Christus – dat mission statement

is actueel tot op de jongste dag.

 

Schakel

Bij die belijdenis willen we middellijkerwijs de kerk bewaren. Een kleine schakel hopen we te zijn. Maar bij die belijdenis willen we ook onszelf bewaren, de gemeenten waarin we leven en dienen. Dat is zeker de laatste jaren een sterker aandachtspunt geworden.

Toerusting van ambtsdragers en gemeenteleden voor het leven dat zich afspeelt voor Gods aangezicht, is een tweede, noodzakelijke pijler geworden. De vragen van onze tijd zijn anders dan die van honderd of veertig jaar geleden. Hoe bewaak je bijvoorbeeld je stille tijd in onze informatiecultuur? Hoe ga je om met sociale media? Hoe vind je als moeder een balans tussen roeping in je gezin en eventuele taken buitenshuis?

Ook bij vragen op het niveau van de kerkenraad weten we ons betrokken. Een werkbegeleider voor predikanten signaleerde dat het predikanten uit de kring van de Gereformeerde Bond spanning oplevert om om te gaan met de orthodoxe en evangelische stroming in de gemeente. Achter dit zinnetje zit een wereld van lastige vragen, vragen die de redactie wil benoemen en waarin ze richting wil geven.

Doen we dat anders dan vroeger? Dat zou zomaar kunnen. Ik vond pas een mailtje dat ik vier jaar geleden van een emeritus predikant kreeg. Aan het einde van een lang bericht schreef hij:

‘Dan nog iets over De Waarheidsvriend. Ik vind dat het blad een duidelijke verbetering heeft ondergaan. Er wordt mijns inziens meer geschreven met het oog op een ‘wordende kerk’ dan vanuit een vastomlijnd idee van ‘zo is het en niet anders!’ De afwisseling van onderwerpen is goed. De mensen weten niet zoveel meer. Vandaar dat het voorlichtende karakter heel belangrijk is.’

 

Minder stellig

Is dat zo, zijn we minder stellig? Ik herken zeker dat we kind van de tijd zijn als we minder een tegenover naar onze eigen kerk zijn. Het viel mij sterk op toen we aandacht besteden aan de honderdste zendingsdag van de GZB. We bladerden even in oude Waarheidsvrienden en lazen wat ds. Boer in 1969 als nalezing op de zendingsdag schreef: ‘Wanneer de Gereformeerde Zendingsbond in haar opvatting over de zending steeds eenzamer komt te staan, dan moge dat verdrietig zijn, maar dan moge de troost zijn dat niet de getallen van hen die het anders willen, beslissend zijn.’

Vergelijk dat eens met de woorden van dr. Verboom na een recente zendingsdag: ‘Het was allemaal van indrukwekkende eenvoud. We hoorden van de grote werken van God in China en Peru; open deuren. We luisterden naar een indrukwekkende bijbelstudie. Wat een stille aandacht onder de mensen. Wat een geloofsband beleefden we met elkaar. Zo open, zo van boven af. Zo vanuit de hemel. Het was gewoon feest.’

Geen scherpe woorden naar hen die anders denken, maar dankbaar voor wat we ontvingen. De voortgaande ontkerkelijking brengt ons daartoe, voor Gods aangezicht te leven met Zijn zegen, de goede dingen te koesteren.

Als hervormd-gereformeerden hebben we bescheidenheid moeten leren, omdat ook onder ons afval is, tweedracht, zelfs een scheuring. Omdat ook wij in de gebrokenheid van ons bestaan ten dele kennen, antwoord zoeken op soms moeilijke vragen. Dat stempelt je toon, dat bepaalt je woordkeus.

Tegelijk zeggen we ook: we leveren niet in op onze overtuiging. Bescheidenheid in opstelling kan samengaan met beslistheid in de vertolking van wat uit de Heilige Schrift geleerd is. Dat vraagt onze tijd evenzeer.

 

Geheim

Is dat het geheim van De Waarheidsvriend? Een kok van een goedlopend restaurant geeft niet zomaar prijs wat hij in de keuken doet. We zijn heel dankbaar voor de groei in abonnees van de laatste jaren. Dat is zeker geen vanzelfsprekendheid in een tijd van neergang voor veel christelijke media. Wat is het bijzondere aan onze formule? Misschien dit:

– een helder profiel, zodat de lezer weet waar we wat identiteit betreft voor staan;

– pogen in de keuze van de thema’s in te gaan op vragen die bij mensen leven, zoals in dat artikel over Gods voorzienigheid dat we plaatsten kort nadat twee meisjes in Huizen door koolmonoxide overleden; zo verbinden we onze belijdenis met het leven;

– aandacht besteden aan de relatie met de gemeenten, voor ons van grote waarde. Omdat onbekendheid voor ons hét front is dat we moeten bestrijden en velen in de gemeenten ons werk niet kennen, beogen we de band met kerkenraden en gemeenten te verstevigen. Wat is er mooier dan dat na een serie over internetverslaving de predikant in zijn kerkblad eraan refereert en gemeenteleden uitnodigt tot een pastoraal gesprek met hem, als hieraan behoefte is?

– als laatste (naast vanzelfsprekende aandacht voor de vormgeving) noem ik het woord passie. Allen die bij ons blad betrokken zijn, geloven in het belang ervan, zijn toegewijd. Zonder passie houdt geen blad het in onze tijd vol.

 

Passie

Met die passie wil ik eindigen. Je kunt overal passie voor hebben, voor je werk, je hobby, je sport. In de context van ons werk zeggen we hierover: de liefde van Christus drijft ons. Wat we in Hem en van Hem ontvangen hebben, dát willen we met anderen delen. Omdat wie Hem vindt, het leven heeft.

P.J. Vergunst

Deze bijdrage heeft de auteur uitgesproken tijdens de jubileumdagen ter gelegenheid van de honderdste jaargang van De Waarheidsvriend, in Middelharnis, Gouda en Harderwijk.