Meestal omschrijven we het christenleven met bijbelse kernwoorden als geloven, liefhebben, bekeren, navolgen en gehoorzamen. Maar we komen in de Bijbel ook de term ‘godsvrucht’ tegen. Wat betekent deze aanduiding en in welke samenhangen komt ze voor?
De term ‘godsvrucht’ komen we bijna alleen tegen in de beide brieven aan Timotheüs en aan Titus, de zogenaamde pastorale brieven. Het Griekse grondwoord (eusebeia) komt in de eerste Timotheüsbrief tien keer voor en kan dan ook gerust een kernbegrip worden genoemd.
Vreze des HEEREN
Om het woord godsvrucht te begrijpen, moeten we terug naar het Oude Testament. De term die we daar tegenkomen, is ‘vreze des HEEREN’. Denk aan twee bekende teksten waarin deze uitdrukking voorkomt: ‘Wie is de man die de HEERE vreest? Hij onderwijst hem in de weg die hij moet kiezen’ (Ps.25:12) en: ‘De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis’ (Spr.1:7). God vrezen betekent niet dat gelovigen angst voor Hem hebben, maar wijst op een grondhouding van eerbied en ontzag.
We kunnen deze uitdrukking alleen begrijpen als we haar in het juiste verband plaatsen. Ten eerste komt ze op uit de kennis van de God van Israël, Die almachtig en ontzagwekkend is. Ten tweede is ze liefdevolle eerbied, want ze is verbonden met de liefde tot de HEERE, de trouwe God van het verbond. Ten derde neemt ze Gods geboden volstrekt serieus.
Via de Griekse vertaling van het Oude Testament (Septuaginta) wordt godsvreze in het Nieuwe Testament meestal verwoord als godsvrucht, godzaligheid (Statenvertaling) of vroomheid (Nieuwe Bijbelvertaling). In de Grieks-Romeinse wereld komen we het woord voor eerbied vooral tegen in de officiële verering van de goden. Het Nieuwe Testament spitst godsvrucht echter toe op de eerbied voor de ene ware God, niet alleen in de eredienst, maar ook in het dagelijkse leven. Enkele keren komen we de aanduiding tegen in het boek Handelingen. Zoals in hoofdstuk 10, waar de Romeinse legerleider Cornelius wordt voorgesteld als een man die met heel zijn huis God vreesde (vs.2). Cornelius kende dus eerbied voor God en dat was te merken aan zijn leven, vooral aan zijn liefdegaven voor de armen en aan zijn gebedspraktijk.
Pastorale brieven
Een voor de hand liggende vraag is waarom we het woord godsvrucht bijna alleen in de pastorale brieven aantreffen. Het meest aannemelijk is de verklaring dat de praktijk van het christenleven daar zo uitvoerig aan de orde komt. In de inleiding op de eerste Timotheüsbrief in de HSV-Studiebijbel vinden we namelijk de volgende omschrijving van het thema van deze brief: ‘Het Evangelie leidt tot praktische, zichtbare verandering in de levens van hen die geloven.’ Dat wijst erop dat godsvrucht een sterk praktische spits heeft.
Vreemd is dit niet, want in het Oude Testament zien we dat eveneens. Opnieuw denken we aan de beginwoorden van het Spreukenboek: ‘De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis.’ Juist dit boek spreekt vervolgens over het concrete dagelijkse leven voor Gods aangezicht. Godsvreze komt tot uiting in het gebruik van de tong, in de omgang met geld en goed, met rijkdom en armoede en in het maken van keuzes. We leren eruit dat liefdevolle eerbied voor God leidt tot een leven met Hem dat zichtbaar wordt in de dagelijkse praktijk. Het Spreukenboek getuigt tegelijk dat gebrek aan eerbied altijd leidt tot zonde.
Christelijke leer
We krijgen meer zicht op de precieze betekenis van godsvrucht als we de twee kanten van het woord overdenken: ‘God’ en ‘vrucht’. De eerste kant wijst erop dat het centrum van het christenleven de gerichtheid op God is. Dit brengt ons bij het grote belang van de christelijke leer. De eerste Timotheüsbrief geeft helder aan dat godsvrucht nauw is verweven met de gezonde leer, zoals in deze centrale tekst: ‘En buiten alle twijfel, groot is het geheim van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is verschenen aan de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid. (3:16)
De uitdrukking ‘het geheim van de godsvrucht’ betekent niet dat het kennen van de Heere is gericht op een verborgen en onbegrijpelijk mysterie. De tekst wijst op het wonder van Gods heil, dat gelukkig niet verborgen is gebleven. De goede leer is toegespitst op Christus, op de heilsgeschiedenis vanaf Zijn geboorte tot en met Zijn hemelvaart. ‘Geheimenis van de godsvrucht’ houdt in dat de christelijke geloofsleer niet in het verstand opgeborgen moet blijven. Ze vormt juist de basis van de geestelijke omgang met God en van een leven met Hem.
Oefening
De nauwe verbinding tussen godsvrucht en christelijke leer komen we later in de eerste Timotheüsbrief opnieuw tegen. In hoofdstuk 4 wekt Paulus zijn geestelijke zoon op tot oefening in de godsvrucht (vs.7). Daarbij denkt hij aan een leven van liefde, geloof en reinheid (vs.12). Wanneer Timotheüs op deze manier leeft, zal hij geestelijk groeien en goede leiding kunnen geven aan de gemeente. Even later zien we de verbinding tussen leer en leven in de opwekking: ‘Geef acht op uzelf en op de leer.’ (4:16) Een voorbeeldig leven dient dus samen te gaan met een concentratie op het ware Evangelie. De brief eindigt met Paulus’ oproep om het ‘toevertrouwde pand’ te bewaren (6:20), waarmee opnieuw de gezonde leer aan de orde komt.
De betekenis van de christelijke geloofsleer is dat alleen de kennis van Gods heil godsvrucht zal brengen. De al genoemde inleiding op de eerste Timotheüsbrief in de HSV-Studiebijbel schrijft kernachtig: ‘Het ware Evangelie zal altijd leiden tot godsvrucht onder aanhangers.’ Zonder deze kennis van Christus kun je tot een beschaafd leven van normen en waarden komen, zoals ook in de Romeinse wereld te zien was. Maar een beschaafd leven is nog geen godsvrucht, want daarin staat God Drie-enig centraal.
Dwaalleer
Vanwege de nauwe relatie tussen godsvrucht en geloofsleer klinkt in de pastorale brieven regelmatig de waarschuwing tegen dwalingen. Hoewel we niet precies weten hoe de dwaalleer eruit heeft gezien, lijkt het te gaan om uitvoerige discussies over geslachtsregisters (1:4) en over de wet (1:7). Eindeloze discussies over bijzaken en verkeerde opvattingen over Christus leiden tot verkeerde levenspraktijken, waarbij verwaandheid, hebzucht en vooral geldzucht een grote rol spelen (6:3-10).
Daartegenover is Timotheüs geroepen de goede leer vast te houden en te verdedigen. De beoefening van de godsvrucht hoort daarbij, want ook een christelijke levensstijl is een passend antwoord op de dwaalleer. Vanwege de nauwe verbinding tussen de kennis van het Evangelie en een leven van godsvrucht is dwaalleer gevaarlijk voor een gezond en krachtig geloofsleven.
Besef van het heilige
Wat leren we hieruit voor de huidige tijd? In de eerste plaats dat het bijbelse grondwoord voor godsvrucht wijst op een belangrijk element in het geloof en het leven met de Heere: het besef van eerbied of ontzag, dat samenhangt met Gods grootheid als Schepper en Verlosser, met de afstand die er is tussen Hem en ons als kleine en zondige mensen. Nu zou deze nadruk op afstand kunnen betekenen dat Godsvreze de kant van een angstgeloof opgaat, maar dat is niet zo. De nabijheid van Gods heil maakt het vrezen van Hem juist tot een zaak van liefdevolle eerbied of eerbiedige liefde. De hervormer Calvijn heeft in zijn Institutie treffend verwoord dat de kennis van God leidt tot een leven van godsvrucht of vroomheid waarin de samenhang van eerbied en liefde onlosmakelijk is: ‘Onder vroomheid versta ik eerbied voor God, gepaard aan liefde tot Hem, die door de kennis van Zijn weldaden tot stand gebracht wordt.’ (Inst.I.2.1)
Aanzienlijk zijn de gevolgen als deze eerbied voor God vervaagt. Als het besef van het heilige minder wordt, ontstaan er al vlug oppervlakkige gedachten over God, lichtzinnige humor en uitvoerige discussies over niet-wezenlijke zaken. Dit laatste kan op twee manieren: of bijzaken worden verheven tot hoofdzaken of bijbels wezenlijke geloofsaspecten worden verkleind tot bijkomstigheden. Gebrek aan eerbied wordt ook zichtbaar in de levensstijl, want dan blijkt de zonde haar ernst te verliezen. God vrezen betekent immers liefde tot Zijn gebod en daarom een afkeer van alles wat tegen Zijn bedoeling ingaat.
God centraal
In de tweede plaats leren we dat godsvrucht op het fundament van de gezonde leer is gebouwd. Een belangrijk gevolg hiervan is dat God centraal staat in het christenleven. De concentratie van de godsvrucht op God is door Calvijn eveneens onder woorden gebracht: ‘Het godvruchtig denken vormt zich om te beginnen namelijk geen droombeeld van een willekeurige god, maar richt de blik alleen op de enig en ware God.’ (Inst.I.2.2) Vandaar dat zijn leerboek een doorlopende uitleg vormt van het werk van God Drie-enig.
Het is goed om deze gerichtheid op God te benadrukken in een tijd waarin menselijke behoeften en beleving centraal staan. Het doel van Gods verlossing is echter niet allereerst wat wij mensen geestelijk ontvangen of kunnen beleven, zoals vrede, rust, bemoediging, blijdschap en uitzicht. Evenmin dat wij tot ons recht komen en onze verlangens vervuld zien. Het gaat in het Evangelie voor alles om de goede verhouding met God en om een op Hem gericht leven. Dit leven heeft de binnenkant van liefdevolle eerbied en eerbiedige liefde voor de Heere. Tegelijk heeft het een buitenkant, die in de pastorale brieven uitvoerig wordt besproken. Godsvrucht kent immers het streven om God op alle levensterreinen te dienen.
Neem een jaarabonnement (€ 49,00). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!