Waar bent u naar op zoek?

Een lopende viering

Ds. W.P. Vermeulen
Door: Ds. W.P. Vermeulen
10-09-2020

Ook dat kon ineens niet meer: avondmaal vieren. De coronacrisis raakte ook dit vitale onderdeel van het gemeenteleven. Voorlopig maar even uitstellen, dachten veel kerkenraden. Inmiddels zijn we een halfjaar verder. Hoe lang kun je dat blijven doen? Zijn er andere vormen denkbaar?

Als protestanten leken we aan het begin van de lockdown een voorsprong te hebben op onze rooms-katholieke broeders en zusters. Immers, de Woordverkondiging die in onze gemeenten zo’n centrale plaats inneemt, liet zich gemakkelijker digitaal transporteerbaar maken dan een eucharistieviering. Avondmaalsvieringen schoven we maar even voor ons uit. Met pijn in het hart? Ongetwijfeld voor velen. Alhoewel de eerlijkheid ook iets anders gebiedt te zeggen. Niet iedereen heeft het avondmaal gemist. Dat is overigens geen nieuw gegeven. Een crisis brengt het alleen duidelijk aan het licht.

Gemis

Nu er weer kerkdiensten met aanwezigheid van (een deel van) de gemeente gehouden kunnen worden, keert de vraag naar wat te doen rondom de sacramenten op iedere kerkenraadsagenda terug. Tenminste, daar ga ik vanuit. Gedurende de lockdown was uitstel van de viering te verdedigen en – hoewel ik er de staf niet over breken wil – in mijn ogen te prefereren boven digitale alternatieven.

Soms moet je het als gemeente een tijdje in het gemis uit willen houden. Zeker in een situatie als de onze. In tegenstelling tot vele andere delen van de wereldkerk wordt onze kerkelijke situatie grosso modo nog steeds door een grote overvloed gekenmerkt. Gemis ervaren kan een belangrijke geestelijke les zijn. Maar die situatie ligt nu anders. Welke vragen brengt dat voor kerkenraden en voorgangers met zich mee?

Tafelviering of lopende viering

De eerste vraag is: gaan we weer avondmaal vieren of niet? Me dunkt dat dat geen principiële vraag zou moeten zijn. Wij vieren immers avondmaal tot Zijn gedachtenis (1 Kor.11). Zijn opdracht en onze gehoorzaamheid daaraan zijn leidend, niet onze behoeften of eventuele angsten.

De volgende vraag is: hóe gaan we dan avondmaal vieren? De meeste lezers van dit blad zijn vertrouwd met de tafelviering. Het behoeft geen betoog dat juist deze vorm van viering extra kwetsbaar is onder de huidige afstandsmaatregelen. Behalve praktische bezwaren tegen een tafelviering met anderhalve meter afstand tussen de avondmaalgangers zou de desolate aanblik die zo’n tafel zou hebben, je alle geloofsmoed in de schoenen doen zinken. De tafelgemeenschap die door de vormentaal van deze viering zo krachtig gecommuniceerd wordt, valt immers helemaal weg.

Dan toch maar uitstellen? Gezien het principiële antwoord op vraag één én het gegeven dat niemand weet hoe lang de huidige maatregelen nog zullen blijven gelden, lijkt me dat geen begaanbare weg.

We zullen naar alternatieve vormen moeten zoeken. Die vormen zijn gelukkig voorhanden. Voor sommige gemeenteleden is een vrij radicale verandering van de manier van avondmaalsbediening niet zo gemakkelijk om mee te maken. Voor anderen ligt dat heel anders, gewend als men is geraakt aan verschillende vormen van vieren die men meemaakte in ons land of het buitenland.

Onder de huidige omstandigheden lijkt de gaande of lopende viering het meest geëigend. Verschillende gemeenten, ook in het geheel van de Gereformeerde Bond, hebben daar inmiddels ervaring mee opgedaan – zo ook de Jacobikerkgemeente in Utrecht. Hoe hebben we dat aangepakt en ervaren?

Informeren

We hebben ervaren dat het belangrijk is om elkaar rustig en zorgvuldig mee te nemen in het betreden van onbekend terrein.

In de eerste plaats door goed en duidelijk vooraf te informeren. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken dat al vanaf het begin van de Reformatie er een variëteit is in vormen van avondmaalsbediening. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak die de Synode van Emden (1571) deed: ‘Maer al ghaende of staende of sittende ’t avontmael te untfanghen oordelen wij middelmatich te sijne. Derhalve sullen die ghemeynten sulcke eene wij se ghebruicken die hen de allergheleghenste dunckt te sijne.’

Kennelijk kende men zowel de gaande, de staande als de zittende viering en érkende men die ook, waarbij de genoemde volgorde ook nog wel eens iets zou kunnen zeggen over de mate van voorkomen. De vorm noemt men zelfs ‘middelmatich’! Ook Calvijn drukt zich overigens in vergelijkbare termen uit (zie W. van Gorsel, ‘Zittend het Heilig Avondmaal vieren blijkt een typisch Nederlandse gewoonte te zijn’, Reformatorisch Dagblad, 24 maart 1989, te raadplegen op digibron.nl).

Vormentaal

Daarnaast merkten we dat het belangrijk is elkaar mee te nemen in de vormentaal van iedere vorm van vieren. Dit kan vooraf, in het kerkblad, maar ook goed tijdens de prediking of als inleiding op de avondmaalsbediening. Iedere vorm spreekt namelijk een eigen, rijke, bijbelse taal, waar we ons (ook als het gaat om de ons vertrouwde vormen) vaak amper van bewust zijn.

Waar de tafelviering onder andere de rust belichaamt die overblijft voor het volk van God (Hebr.4:9), benadrukt de lopende viering het feit dat we hier geen blijvende stad hebben, maar een beter vaderland zoeken (Hebr.13:14v).

Het zijn allebei kanten van het geloofsleven die we niet kunnen missen. Voor een opgejaagd mens (de tafelviering ontstond in de vluchtelingengemeenten in Londen) spreekt het tot rust komen aan Gods tafel natuurlijk boekdelen. Maar zouden comfortabel gesettelde christenen zich niet juist de lopende vorm moeten toe-eigenen om niet te vergeten dat onderweg zijn naar het Koninkrijk van God iets heel anders is dan een rimpelloos leven leiden?

Praktische aanpak

In de derde plaats is er de praktische aanpak. Hier blijkt duidelijkheid van groot belang. Wij drukten voor de diensten een papieren liturgie met daarop een plattegrond van het kerkgebouw met duidelijk aangegeven looplijnen. Dat gaf veel rust, want tijdens de avondmaalsbediening moeten juist die aspecten niet afleiden.

Ook verzamelden we op de achterkant van de liturgie een aantal korte fragmenten van bijbel- en liedteksten die het pelgrimskarakter van het christelijke leven uitdrukken. Daar zijn er vele van. Denk aan het ‘van kracht tot kracht voortgaan’ uit Psalm 84 of aan een zin als ‘zouden wij niet haastig eten, gaandeweg Hem tegemoet’ uit het bekende lied ‘Eens als de bazuinen klinken’. Op zulke zinnen kun je al lopend door de kerk ‘kauwen’ en zo krijgt de gang naar brood en wijn iets van een pelgrimage.

Het uitspreken van de instellingswoorden en het breken van het brood vonden plaats vlak voor de nodiging. Kleine stukjes brood lagen op een schaal en aan wie langs liep, reikte ik de schaal aan. Een aantal meters verder stond de diaken met de wijn, uitgeschonken in kleine plastic cups. Bij het uitreiken spraken we de woorden ‘Het lichaam van Christus, ook voor u gebroken’ en ‘Het bloed van Christus, ook voor u vergoten’. Elkaar bij die woorden recht in de ogen kijken is een diepe ervaring. We merkten, heel praktisch, dat de stukjes brood en slokjes wijn niet te groot moeten zijn. Tijd om rustig te eten maak je door een aantal meters afstand tussen brood en wijn te creëren. Een derde diaken nam op een dienblad de lege bekertjes in ontvangst.

Zegen

Wie niet kon of wilde deelnemen, liep in ons geval wel mee in de rij, hield de orde van dienst tegen de borst en ontving van mij een zegen, ook de kinderen. Al met al een bijzondere en gezegende ervaring. Ik sluit niet uit dat we in de toekomst verschillende vormen naast elkaar blijven beoefenen.

Ds. W.P. Vermeulen
Ds. W.P. Vermeulen