Waar bent u naar op zoek?

Licht vanuit de apocriefen

dr. A.A.A. Prosman
Door: dr. A.A.A. Prosman
17-12-2020

Wat hebben we aan de apocriefe boeken en wat doen we ermee? Bijbelwetenschapper dr. Sam Janse schreef erover in Onderweg. Ik kan slechts een paar fragmenten uit dit boeiende artikel aanhalen. Vooral is het deel interessant over de messiasverwachting in de apocriefe (of: deuterocanonieke) boeken.

Onderweg (1)

Augustinus vond dat de apocriefen in de Bijbel thuishoorden. De Reformatie was kritischer. Desondanks hebben ook de Statenvertalers ze niet uit de Bijbel verwijderd, maar achterin een bescheiden plek gegeven, zij het met een ‘Waerschouwinghe’ om duidelijk te maken dat ze niet gezaghebbend zijn. De ‘NBV met deuterocanonieke boeken’ staat dus in een oude en eerbiedwaardige traditie. (…)

Hebben we iets aan de kennis van de apocriefen bij het lezen van de canonieke boeken? Zeker. Neem Johannes 10:22 over het feest van de Tempelwijding. Vanuit de canonieke boeken komen we er niet achter wat dat is. Maar dat verandert als we de boeken van de Makkabeeën lezen en ontdekken dat het hier gaat om de bevrijding van Jeruzalem door Judas de Makkabeeër. Hij liet het Zeusbeeld uit de tempel verwijderen en het godshuis opnieuw inwijden (1 Makkabeeën 4:59). Als Jezus spreekt over de ‘verwoestende gruwel’ (Marcus 13:14) gaat het over dezelfde geschiedenis. Die uitdrukking vinden we eveneens in Daniël 11:31. Afgezien daarvan geldt ook voor de tweede helft van Daniël (hoofdstuk 7-12) dat de tekst onbegrijpelijk blijft als we de boeken van de Makkabeeën niet raadplegen. Dit feest van de Tempelwijding vierden de Joden in Jezus’ tijd en ongetwijfeld vertelden ze het verhaal ervan door, zoals dat ook met Pesach en het Loofhuttenfeest gebeurde. Jezus was dus met dit verhaal bekend. Dat betekent dat de apocriefen ons dichterbij de wereld kunnen brengen waarin Jezus leefde. (…)

Ook over Jezus’ messiasschap valt vanuit de apocriefe boeken licht. Het is best schokkend dat deze verzameling (zo’n 150 hoofdstukken) nergens spreekt over een messias die moet komen. Er is wel messiaanse verwachting, bijvoorbeeld aan het eind van het boek Tobit, maar in het plaatje van de grote toekomst die van Godswege verwacht wordt, wordt de messias niet getekend. We kunnen natuurlijk zeggen: weer een bewijs dat deze boeken apocrief zijn en niet geïnspireerd door de Geest. We kunnen ook de conclusie trekken dat de messiasverwachting in de tijd voor en van Jezus niet zo duidelijk aanwezig was als de christelijke theologie heeft aangenomen. Het is trouwens niet zo moeilijk om ook een reeks canonieke boeken te noemen zonder messiasverwachting: Ester, Job, Spreuken, Prediker, Hooglied enzovoort.

Het blijkt dat in 1 Makkabeeën Judas de Makkabeeër messiaanse trekken vertoont. Hij is de vrijheidsstrijder die het lukt om de overheerser te verjagen en Israël zijn eigen tempeldienst weer terug te geven.

Toch staat Judas de Makkabeeër niet model voor de Bevrijder van het Nieuwe Testament.

Als we de bronnen willen opsporen waaraan Jezus zich gelaafd heeft, komen we eerder uit bij het boek Daniël. Dat is een apocalyptisch boek. Dat wil zeggen: het gaat over het wereldeinde. De nood is hoog en zal nog erger worden. De onderdrukking neemt toe. Het is de gemakkelijkste weg om mee te doen met de machtigen en de meesten (Daniël 1) en te buigen voor het beeld (Daniël 3), maar het komt aan op standvastigheid in de strijd tegen de machten van het kwaad en de dood. Dan zal op het beslissende moment het koninkrijk komen als een steen uit de bergen, ‘zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam’ (Daniël 2:34). Dat is de verkondiging van Jezus.

Nu hoort Daniël bij de canonieke boeken en het lijkt alsof we de apocriefen op dit punt wel kunnen missen. Toch geeft het boek 1 Makkabeeën juist meer reliëf aan Jezus’ weg en de keuzes die Hij maakte. Jezus had ook voor de lijn van 1 Makkabeeën kunnen kiezen. Dan was hij misschien een succesvolle aanvoerder van de opstand tegen de Romeinen geworden.

Maar het ging Jezus om iets anders. Het ging Hem niet om geweld, maar om dat koninkrijk waar Daniël het al over had. Waar geen mensenhand aan te pas komt. Als we de apocalyptische rede van Jezus uit Marcus 13 lezen, voelen we de verwantschap met de wereld van Daniël. God zal op zijn tijd dat koninkrijk brengen en van ons wordt alleen gevraagd trouw te zijn aan Hem. Juist omdat er een alternatief was (Judas Makkabeüs, de latere zeloten), krijgt Jezus’ keuze diepte.

Het is zoals artikel 6 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de apocriefen zegt: we kunnen ervan leren.

Onderweg (2)

Het volgende onderdeel van deze ‘Uit de pers’ heeft geen verband met het bovenstaande. Het gaat over het overlijden van een bekend theoloog. Op 7 november overleed prof. dr. Jochem Douma. Prof. Douma publiceerde veel over ethische onderwerpen en dat deed hij verschillende keren in samenwerking met een andere hoogleraar die veel invloed had: de christelijke gereformeerde dr. W.H. Velema. In Onderweg schreef ds. Joost Smit een artikel waarin hij persoonlijke ervaringen memoreert uit de tijd dat hij nauw met Douma samenwerkte.

Vanaf 1970 heeft Jochem Douma een stempel gedrukt op de predikanten binnen die kerken. En ik ben daar één van. De eerste colleges gingen over het overzicht in de theologie en de samenhang tussen de verschillende vakken. Het is niet vreemd dat dit onderdeel bij Douma in goede handen was. Als geen ander kon hij verbanden leggen en overzicht bewaren. Dat ging zover dat hij tijdens mondelinge tentamens met een oor naar jouw antwoorden luisterde, terwijl hij met een ander oog een interessante schaakmatch volgde. (…)

Kampen leefde als universiteit in die jaren ’80 in een isolement. Er was weinig contact met andere instellingen. Douma had een groot netwerk buiten de GKv. In de afgelopen week is zijn werk voor de VBOK geroemd. Maar ook met vakgenoten buiten Kampen had hij regelmatig contact. Als assistent plukte ik daar ook de vruchten van.

Soms leidde dat tot bizarre situaties. Zo stuurde hij mij een keer naar een collegiaal overleg van Nederlandse ethici omdat hij zelf geen tijd had. Ik zat daar aan tafel met Heleen Dupuis en Gerrit Manenschijn en vertegenwoordigde de TU Kampen (Broederweg). Dat was spannend en interessant tegelijk. Pas later besefte ik dat dit ook wel schofferend was naar die groep van hoogleraren om een student te sturen. (…)

Met het meeste plezier denk ik terug aan de reizen die we samen maakten. Dat heeft mijn horizon echt verruimd. Een enkele keer waren we echt op tournee. Ik reed, terwijl Douma zijn stukken doornam of drukproeven corrigeerde. Zo reden we een keer naar Rolduc, het seminarie van bisschop Gijssen. Daar werd Douma met alle egards ontvangen door de docenten en priesterstudenten om zijn visie te geven op het thema natuurlijke ethiek. Als gereformeerd theoloog stond hij daar gereserveerd tegenover, omdat het tweede boek van de Godskennis, de heilige Schrift, daar een marginale rol in speelt. Maar het gesprek verliep prima, in mijn herinnering was het een debat tussen Douma en dr. Wim Eijk, de latere aartsbisschop. (…)

Toen hij in de jaren ’80 een keer ziek was, sprak hij met mij over de dag dat hij het hoofd zou moeten neerleggen om naar God te gaan. Op een manier die zo veel rust en vertrouwen uitstraalde dat ik het nu nog weet. En met die gedachte luisterde ik op donderdag 12 november naar de begrafenisdienst. Daar klonk de melodie van Psalm 43:

Dan ga ik op naar uw altaren,

tot U, o Bron van zaligheid.

Dan mag mijn ziel uw heil ervaren.

En dankbaar ruisen alle snaren

voor U die al mijn vreugde zijt

en eind’loos mij verblijdt.

dr. A.A.A. Prosman
dr. A.A.A. Prosman