Abram als krijgsheer
Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende mannen die in zijn huis geboren waren, driehonderdachttien man, en hij achtervolgde hen tot aan Dan. Genesis 14:14
Abram is niet alleen de vader van alle gelovigen, maar ook de vader van alle militairen. Bij de eerste oorlog ter wereld – tenminste zoals verteld in de Bijbel – speelt hij een glansrol als warlord, als krijgsheer. Hoe kan dat samen gaan?
Hoe kom je daar als gelovige in verzeild? Mag je wel deelnemen aan een oorlog? Regelmatig krijg ik als krijgsmachtpredikant deze vraag voorgelegd. Dat is geen verkeerde vraag. Uit de vraag blijkt de intuïtie van veel mensen, zeker van hen die iets van het Evangelie begrepen hebben, dat oorlog niet goed is. Oorlog hoort niet bij het goede leven zoals God dat voor ogen staat. Toch is onze wereld vol oorlog. Oekraïne drukt ons weer met de neus op dat feit. Ook de Bijbel is vol oorlog. Heel pregnant wordt hier iets duidelijk van wat het wil zeggen om te leven als gelovige in een gebroken wereld.
Wapens liggen klaar
Zodra Abram namelijk voet zet in het beloofde land, het land Kanaän, blijkt dat hij daar niet alleen is (Gen.12:6). Hoewel hij er als nomadisch herdersvorst met zijn tenten als vreemdeling rondtrekt, nu eens in het noorden, dan weer tot diep in het zuiden, al naar gelang er gras is voor zijn schapen, ontkomt hij er niet aan om afspraken te maken met de bevolking. Abram heeft zich zelfs in een alliantie verbonden met de Amoriet Mamre en zijn familie (14:13). Lot lijkt daarin nog een stapje verder te zijn gegaan. Hij heeft het nomadische bestaan opgegeven en is in Sodom gaan wonen (vs.12). Door te wonen in het land wordt Abram onontkoombaar meegesleurd in haar geschiedenis. Als hij bericht krijgt van de dramatisch verlopen veldslag in de Siddimvallei, waarbij heel het gebied geplunderd is en de bewoners als slaven meegenomen zijn – onder wie Lot, zijn broeder – aarzelt Abram geen moment. Hij wapent zich en zijn mannen en de Amoritische bondgenoten, 318 in totaal. De wapens heeft hij blijkbaar klaarliggen in zijn tenten. Diep in de Bronstijd zullen dat speren, knuppels en een enkel bronzen zwaard zijn geweest, maar toch. De mannen zijn ‘geoefend’ (getraind). Dat Abram een gelovige is en bovendien een vreemdeling, betekent blijkbaar niet dat hij het vuile werk aan anderen mag overlaten. Hij is voorbereid. Hij neemt zelf het initiatief en leidt persoonlijk de veldtocht.
Gelegitimeerd
Net als Gideon kiest Abram voor een nachtelijke overval van het vijandelijke kamp vanuit verschillende richtingen. Geen risicoloze manoeuvre. Zo treedt hij maximaal verrassend op, onze moderne krijgsmacht zou het hem niet verbeteren. Nadrukkelijk wordt vermeld dat hij hen ‘versloeg’ (vs.15), en hoewel dat wat eufemistisch klinkt, hoeven we ons daarbij niets romantisch voor te stellen. Blijkbaar stond Abram dus zijn mannetje. De kling van zijn zwaard is niet schoon gebleven. Wat vindt God daar dan van? Melchizedek zegent het af met de woorden ‘geloofd zij God, de Allerhoogste, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand!’ (vs.20) Zulk geweld is goddelijk gelegitimeerd.
Het vreemdelingschap van een gelovige betekent blijkbaar niet dat je je mag onttrekken aan je verantwoordelijkheden in de wereld. Misschien betekent het juist dat je vanuit christelijke idealen vooraan staat, de eerste bent die opstaat tegen onrecht. Juist omdat je vanuit het Evangelie weet dat oorlogen niet horen bij het Koninkrijk van God. Abram vecht immers als warlord natuurlijk niet zijn eigen oorlog, maar hij gaat voorop in de eerste internationale vredesmissie. Hij bekommert zich om zijn broeder. Bevrijding is het doel. Het gaat hem niet om de buit, nog niet om een draad of schoenriem (vs.23). Een tiende wordt aan God gewijd, de rest staat hij grootmoedig af. En de mensen laat hij vrij.
In de modder staan
Net als Abram maakte de Heere Jezus vuile handen. Hij raakte melaatsen aan, at met zondaren. Hij komt binnen in onze gebroken wereld, neemt onze zonden op Zich, om ons te verlossen. Ook de Heere Jezus zette Zijn eigen leven op het spel. Voor u. Wat een vredesmissie!
Hoe ver bent u bereid te gaan in het opnemen van uw verantwoordelijkheden? Juist omdat wij weten van het beloofde land, het hemels vaderland (Hebr.11:16), hebben we toch scherp zicht op de nood van de tijd? Het is geen christelijke houding om de kastanjes door anderen uit het vuur te laten halen. Dat gaat over daadwerkelijke betrokkenheid bij de krijgsmacht, maar ook over het gewone dagelijkse leven. Overweeg eens voor Gods aangezicht in welke modder u moet gaan staan, ter wille van ‘uw broeder’.