Waar bent u naar op zoek?

blog

Impressie van de synode

Als kerk versoberen

12-05-2015

Hoe beleef je de situatie van de Protestantse Kerk? Die vraag bepaalde de inhoud van de reacties op de nota over de toekomstige vormgeving van de kerk, door de synode besproken.

Oud-minister Donner schreef het onlangs in de Volkskrant: ‘Te lang is het beeld opgeroepen dat je met veel minder geld toch hetzelfde zou kunnen doen. Dat is niet het geval.’ Deze nuchtere gedachte geldt ook in de kerk. En daarom wordt sinds het najaar van 2014 het gesprek over de inrichting van de Protestantse Kerk intensief gevoerd, in de aprilvergadering van de synode op basis van ‘de zeer voorlopige notitie’ ‘Kerk naar 2025. Een verkenning’.

Afgevaardigd

De notitie start met een beschrijving waarom de kerk er is: ‘Er moet een plek zijn waar wij de naam Jezus Christus horen en waar deze naam ons leven stempelt.’ Vervolgens wordt het DNA van de Protestantse Kerk beschreven, waarbij oog is voor de relatie tussen traditioneel en vernieuwend, voor de wijze waarop vieringen gehouden worden, voor de ambten, voor het opzicht. Daarna lezen we waaraan de kerk prioriteiten moet geven en volgen tot slot de dilemma’s en concrete keuzen.

Een richtinggevend gesprek, dat zou de synodevergadering worden. Het is meer dan teleurstellend dat geen enkele predikant die een gemeente dient die tot de Gereformeerde Bond behoort, afgevaardigde is – al zijn er broeders die zich beschikbaar stelden, die slechts vanwege hun identiteit door de classis niet werden afgevaardigd. Die kant zit er aan de presentie in de synode ook.

Zo niet verder

De insteek voor dit gesprek wordt mede bepaald door een besef van urgentie. Dr. A.J. Plaisier wil als scriba van de kerk zowel stimuleren en bemoedigen als helder maken dat het op de huidige wijze niet verder kan. Aan de ene kant relativeert hij daarom – ‘de kerk is altijd in transformatie’ –, aan de andere beklemtoont hij dat we in uitzonderlijke tijden leven. ‘We willen leiding geven met een vrolijk hart, al worden we niet van alles vrolijk.’ Versoberen is daarbij de rode draad.

Ds. Plaisier herkende de woorden van dr. G.J. Mink (Herwijnen) niet, die zei dat het rapport een managementachtige sfeer ademt. Ds. R.H. van de Rijst (Haarlem) was bang dat er na 2004 opnieuw energie gestoken zou worden in binnenkerkelijke organisatie, terwijl ds. J. Swager (Doornspijk) zich onaangenaam verrast toonde over de enquête die de kerk over haar toekomst uitzette. Mw. ds. A.L. Rijken-Hoevens (Veenendaal) miste de eigenlijke probleemstelling. En ds. M.G. Pettinga (Monnickendam) bleek overvallen door de ‘hausse aan hijgerigheid’ ten aanzien van de geplande gespreksrondes. Kortom, de urgentie over de situatie van de kerk wordt beslist niet op dezelfde wijze ervaren.

Ook deze synodeleden konden trouwens op begrip van ds. Plaisier rekenen. ‘Zelf heb ik lang gedacht: “Laat het gesprek over de bestuursinrichting van de kerk niet in mijn tijd als scriba hoeven te gebeuren.” Een halfjaar geleden gaf de synode echter bijna unaniem al aan dat we naar een slankere organisatie moeten.’

***

Grondig

Het feit dat de synode voor dit voorlopige gesprek veel meer uren dan gepland nodig had, is veelzeggend. Aan het einde ervan kon daarbij niet veel meer vastgesteld worden dan dat er wat gebeuren moet om de Protestantse Kerk toekomstbestendiger te maken. Dat ‘wat’ zullen grondige veranderingen zijn. De stuurgroep die het proces begeleidt – waarin onder meer de preses en scriba van de synode zitten – zal in november met uitgangspunten voor mogelijke veranderingen moeten komen, wellicht al met concrete voorstellen. En tegelijk klonk het verschillende keren dat ‘de synode eigenaar van dit proces is’.

Visitatie

Wat er in de kerk anders zou kunnen gaan, werd in deze synodevergadering al wel duidelijk. Visitator-generaal ds. W.G. Sonnenberg noemde de gevolgen voor de visitatie – ‘die is onopgeefbaar’– ingrijpend. Hij verwoordde dat een tussenlaag tussen de gemeenten en de landelijke kerk nodig blijft, om de gemeenten ambtelijk bij te staan. Ds. Sonnenberg legde de vinger bij het feit dat zeventig procent van de bijzondere visitaties het gevolg is van spanning tussen kerkenraad en predikant.

De stelling dat predikanten in principe voor een bepaalde tijd aan een gemeente verbonden moeten gaan worden, terwijl het aan de kerkenraad overgelaten wordt hoe lang een ambtsdrager plaatselijk kan dienen, leidde tot pleidooien voor centraal werkgeverschap, voor ambtelijk denken, voor oog voor predikanten die juist wel zouden willen verkassen enz.

Enquête

Ter synode werden de resultaten van de enquête bekendgemaakt die de kerk tussen half februari en eind maart hield. Ongeveer duizend predikanten, 4500 ambtsdragers, 6500 vrijwilligers en 6000 overige kerkgangers hebben de vragenlijst over de toekomst van de Protestantse Kerk in Nederland ingevuld. Als belangrijkste conclusie werd genoemd dat meer dan de helft van de leden (52,7%) aangeeft open te staan voor verandering in hun plaatselijke kerkgemeenschap. Van de mensen die openstaan voor verandering, geeft 60% aan dat die behoefte aan verandering in hun kerkgemeenschap gedeeld wordt. Ook ervaren degenen die verandering willen voldoende steun hiervoor vanuit de kerkenraad (73%), de predikant (73%) en de gemeenteleden (76%).

Kerkdiensten

Ongeveer de helft van de mensen die behoefte heeft aan verandering, ziet dat in een vernieuwde invulling van de kerkdiensten. Tegelijkertijd is dit het onderwerp waarvan de meeste invullers (39 procent) van de enquête denken dat dit gevoelig ligt binnen hun kerkgemeenschap. Een vernieuwde vorm van de kerkdienst zou voor 37% van de mensen die nooit of bijna nooit meer naar de kerk gaan een reden zijn om vaker een kerkdienst te bezoeken. Blijkbaar willen al deze mensen niets leren van de geschiedenis van de kerk…

Het is een mooie gedachte dat 18.000 van de 1,8 miljoen leden van de kerk deze enquête invulden. Maar ik vraag me vooral af of er iets zinvols gedaan kan worden met de uitslag. Als de vraag naar behoefte aan verandering in de gemeente prominent in de vraagstelling aanwezig is, moeten we niet verrast doen als de uitslag in deze richting tendeert. Een enquête die inzoomt op wat mensen in de kerk willen en verlangen, wringt met de actuele bezinning op het ambt. In de nieuwtestamentische brieven komen we niet tegen dat een peiling van de meningen bepalend is voor de identiteit van de gemeenten. Uit liefde voor de kerk zeg ik daarom: ‘Die moeiten en kosten hadden bespaard mogen worden.’

Belijdenis

Hoe dan wel? Laten realisme en nuchterheid gedragen worden door de vraag van ds. Mink: ‘Waar is de plaats van het gebed, in lijn met Zondag 48 van de catechismus: “Regeer ons alzo door uw Woord en uw Geest dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw kerk”.’ En laat besluitvaardigheid gedragen worden door de verwijzing die mw. ds. Rijken naar artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis deed: ‘En deze heilige kerk wordt door God bewaard, of staande gehouden, tegen het woeden van de gehele wereld; hoewel zij soms een tijdlang zeer klein en als tot niet schijnt gekomen te zijn in de ogen der mensen.’

Zo is er houvast in twee belijdenisgeschriften, die van betekenis zijn voor de Protestantse Kerk.

P.J. Vergunst