blog
Het aantal mensen in de dienst staat niet voorop
Als kleine gemeente krimpt
'De secularisatiekever liet de stadsmuur achter zich en ging op weg naar de dorpen.' Een mooie zin uit De Waarheidsvriend van vorig jaar, maar met een minder mooie inhoud. De secularisatie is op weg naar de dorpen.
P.J. Vergunst
Eigenlijk moet de nieuwe koers van het kevertje ons niet verrassen. Want de ontkerkelijking, het niet meer relevant achten van het Evangelie voor ons dagelijks leven, is typerend voor de westerse cultuur. En die cultuur leeft hartstochtelijk in de stad. Het raakt me dat in Amsterdam het CDA kleiner geworden is dan de Partij voor de Dieren. Tegelijk leeft die cultuur in de hoofden en harten van mensen. Wat er omgaat in het land komt via de media bij ons allemaal. Daarom is ons letterlijk isoleren, bescherming zoeken in een veilige zuil, niet vruchtbaar. We dienen voor alles de huidige en de komende generatie toe te rusten met het Evangelie.
Ik schilder de context van de kleine gemeenten niet uitvoerig. Al is die van plaats tot plaats wat anders, overal zien we dat kleine hervormde gemeenten het moeilijk hebben om de continuïteit te garanderen. Ik wil hier drie dingen doen: kort schetsen wat we in de gemeenten waarnemen in de hoop op herkenning en bewustwording, nagaan wat Gods Woord voor deze situatie aanreikt en tot slot enkele handreikingen voor de toekomst bieden. Daarmee wil ik de noodzaak van bezinning en beleid onder de aandacht van kerkenraden brengen, hen stimuleren een en ander in de eigen situatie toe te passen.
Onomkeerbare trend
De situatie van veel hervormde gemeenten is nijpend, zorgelijk. Ik laat hiermee in het midden of het tien voor twaalf, of vijf voor twaalf is, of misschien kwart voor twaalf. Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond besefte in 2009 dat er geleidelijk aan veel in deze gemeenten verandert. Toen drie studenten van de CHE ons vroegen of ze wellicht onderzoek mochten doen naar de acceptatie van de HSV in hervormde gemeenten, heb ik geantwoord: ‘Ik heb een veel urgenter thema voor jullie.’ Daarom hebben zij vorig winterseizoen onderzoek gedaan naar het functioneren en toekomstperspectief van kleine hervormde gemeenten. Al zijn onder andere vanwege de sociale structuur de kleinere gemeenten stabiele gemeenschappen, de neergang gaat op veel plaatsen sluipend verder.
In het eindgesprek in juni gaven de studenten aan dat de conclusie hen meeviel. Slechts twintig procent van de gemeenten zou tussen nu en tien jaar niet meer zelfstandig kunnen voortbestaan. Mij viel dit niet mee. Tien jaar gaan snel en in die tijd zal zich waarschijnlijk een onomkeerbare trend inzetten. Je kunt alleen zeggen dat de uitkomst meevalt als je geen of nauwelijks een probleem hebt met een niet volledige predikantsplaats.
Analyse maken
Natuurlijk is de gemeente meer dan de fulltime aanwezigheid van haar predikant. Hoewel, uit de enquête van de CHE’ers bleek dat de helft van de predikanten vindt dat het voortbestaan van de gemeente onder druk komt te staan wanneer de huidige predikantsplaats met 20 procent wordt ingekort. Kerkenraden zijn veelal ook gefocust op diens fulltime aanwezigheid, in die zin dat ze denken dat de problemen weer voor vier of vijf jaar vooruitgeschoven kunnen worden als de nieuwe dominee aantreedt.
Ik signaleer daarom een grote noodzaak om als kerkenraad de situatie van de gemeente te analyseren en te komen tot een visie op de toekomst, op de komende vijf à tien jaar. Dat is mijn eerste, concrete appèl. Wellicht schrikt een kerkenraad daarvoor terug. In toewijding en eenvoud doen de broeders hun pastorale en diaconale werk, maar het ontwikkelen van beleid, dat is hun ding niet. Schroom dan niet hulp van anderen in te roepen, bij voorbeeld de gemeenteadviseur.
Nieuw is die dreigende reductie van de predikantsplaats in ons land niet. De grote steden kennen een specifieke problematiek, waarbij we inmiddels geleerd hebben niet alleen over problematiek te spreken, ook over roeping, mogelijkheden, kansen. Dat zou ik als tweede willen zeggen. Denk niet alleen in categorieën als zorg, neergang, krimp, maar denk ook na over roeping, kansen.
Kan kerkenraad sturen?
Het lijkt erop dat een kerkenraad weinig grip heeft op de factoren waardoor de gemeente langzaam een kritische grens voor een fulltime predikantsplaats nadert. Wat doen we eraan als er weinig nieuwbouw is – hoewel, wat te denken van goed overleg met de burgerlijke gemeente? -, wat doen we eraan als de voorzieningen ten aanzien van onderwijs en ouderenzorg naar grotere omliggende plaatsen gaan? Wat doen we eraan als onze kerk om meer mobiliteit van predikanten te bevorderen tot een ander systeem voor de afdracht aan de centrale predikantskas overgaat? Inderdaad, in de regio kan een gemeente soms het idee hebben dat de kerk haar de das omdoet en die imagoschade voor de Protestantse Kerk kan op andere terreinen doorwerken.
Het onbegrip over het beleid van de kerk wordt soms versterkt als gemeenten zich in hun zelfstandigheid bedreigd weten. Ik vind dit een belangrijk punt van aandacht. Het feit dat de synode sinds 2006 bezig is met beleid aangaande een krimpende kerk kan de gedachte voeden dat de bedreiging van de synode komt. Dat is natuurlijk niet zo, de synode heeft het leven in de kerk te stimuleren. De synode zoekt een passende organisatie op basis van de beschikbare mensen en middelen. Maar, het gaat er daarbij wel om vanuit welke visie er keuzen gemaakt worden.
Gemeente centraal
Een voorbeeld: in een werkgemeenschap ergens in het land is op vrijwillige basis een pilot bezig om predikanten meer te laten samenwerken. De enkele rechtzinnige predikant in zo’n regio is aarzelend, beducht ook dat er zonder rekening te houden met de identiteit van de gemeente later van bovenaf dwang tot samenwerking zal komen.
Ik vind dit vooral een punt van aandacht, omdat de – overigens waardevolle – plannen van de commissie Veerman spreken over een cultuuromslag, waarin de zelfstandigheid van de gemeente ter discussie gesteld lijkt te worden. Ik pleit ervoor in het gesprek over de loopbaanontwikkeling van predikanten en de aantrekkelijkheid van hun beroep, dat halverwege deze maand in de synode een vervolg krijgt, de gemeente centraal te blijven stellen. In de eenzijdige focus op de aantrekkelijkheid van het predikantschap en de positie van de kerkelijk werker gebeurt dat nu niet. In een lezing voor de classis Alblasserdam heeft dr. T.T.J. Pleizier uit Langerak er onlangs terecht op gewezen dat door deze regionalisering van het predikantschap ambt en gemeente uit elkaar dreigen te groeien.
Mondiger
Voorts, wat doe je eraan als gemeenteleden mondiger worden, inspraak vragen, soms ook een chanterende insteek kiezen: als dit niet verandert, zullen we elders gaan kerken. Als in de liturgie geen evangelisch lied wordt opgenomen, gaan wij elders kerken en… is onze Kerkbalansbijdrage ook voor de buurgemeente. Als kerkenraad kun je dan het gevoel hebben dat je geen kant op kunt.
Dit is een van de redenen waarom de Gereformeerde Bond dit kalenderjaar wil nadenken over geestelijk leiding geven.
Kleine kracht
In de bezinning op de toekomst van de kleine gemeenten zoeken we houvast bij elkaar en leren we van de adviezen van de ander. Maar vooral moeten we in de context waarin we zitten te rade gaan bij het Woord van God. De drie CHE-studenten hebben met Geroepen in een dorp een mooie onderzoekscriptie geschreven, maar – zo vroeg ik hen al tijdens het eindgesprek – opvallend is dat nergens verwoord is wat de Bijbel zegt over de (geringe) grootte van de gemeente.
Filadelfia was zo’n gemeente. Jezus zegt: ‘Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijn naam niet verloochend.’ Het zou mooi zijn als wij bij het lezen van deze tekst gelijk denken aan Stavenisse of Schelluinen, aan Bleiswijk of Sebaldeburen. Het gaat niet om het aantal mensen in de dienst of het tekort op de begroting – het gaat om het bewaren van het Woord. De Heilige en Waarachtige ziet haar kleine kracht, en daarom is ze een zendingsgemeente van de eerste orde. Deze gemeente weet wat volharding is, dat heeft ze onder de verkondiging en in de dagelijkse levenspraktijk geleerd. Voor deze gemeente geldt hetzelfde als wat voor David als persoon gold toen hij in Psalm 119:141 zong: ‘Ik ben klein en veracht, maar Uw bevelen heb ik niet vergeten.’
Omgekeerde orde
We raken hier aan de omgekeerde orde van het Koninkrijk van God. In de wereld gaat het om wat een stem heeft, om wat invloedrijk is, om aanzien en eer. De Heere heeft oog en hart voor wat zichzelf niet in het leven kan bewaren, voor degenen die in afhankelijkheid van Hem vol vertrouwen de weg van Zijn geboden lopen. Zou de belofte van de Heere uit Zacharia 13 – ‘Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden’ – alleen voor de gelovige gelden en niet de gemeente? Ik denk het niet.
Uiteraard gelden de beloften van de Heere elke gemeente die met Hem leeft en niet specifiek de gemeente die het moeilijk heeft om binnen de context van de Protestantse Kerk in Nederland zelfstandig voort te bestaan. Dat neemt niet weg dat we ons mogen optrekken aan Gods zorg en bescherming voor Zijn eigen werk. Er staat niet zonder reden een machtig perspectief in Lukas 12: ‘Wees niet bevreesd, kleine kudde, want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.’
Ten principale is Gods gemeente overal onaanzienlijk en kwetsbaar. De Bijbel leert ons te letten op de kwaliteit van de gemeente, niet op haar omvang. Ik zou voor onze tijd niet zonder meer willen zeggen dat er een rechtstreeks verband tussen die twee is. Vroeger zeiden we: Waar de gereformeerde prediking gevonden wordt, komen de mensen. Toch wijs ik op het slot van Handelingen 2, de tekening van de eerste christengemeente die volhardde in de leer en in de gemeenschap, in de gebeden en in de breking van het brood: ‘En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.’
Inzetten op loyaliteit
Ik sluit af met enkele handreikingen. Ik noemde al de noodzaak van het maken van een foto van de gemeente en te komen tot een visie op haar toekomst. Beleid kan niet zonder bezinning. Het nadenken over gemeenteopbouw heeft in de kring van de Gereformeerde Bond nog een weg te gaan. Het vasthouden aan bepaalde automatismen – de dominee preekt, catechiseert en doet pastoraat, en zo gaat het op ons dorp al jaren – belemmert het gesprek binnen kerkenraad en gemeente.
Direct focussen op samenwerken of samengaan van gemeenten vind ik te gemakkelijk. De mogelijkheden daartoe variëren per regio, zijn voor rechtzinnige gemeenten in de Alblasserwaard gemakkelijker dan in Oost-Groningen. Daarbij kan neergang ook omgebogen worden. In Kamperveen ging ds. K. Timmerman begin 2008 voor 80 procent aan het werk, maar vorig jaar is de predikantsplaats teruggekeerd naar 100 procent. In Tilburg is enkele jaren geleden de middagdienst afgeschaft, maar sinds een paar maanden wordt er weer een leerdienst belegd.
Gezien de situatie van veel hervormde gemeenten is het goed in te zetten op loyaliteit van gemeenteleden. Dat is misschien lastig in een tijd van individualisme. Maar staat het Evangelie niet vaker haaks op het denken van mensen? Het samen gemeente zijn is een gegeven, een gave die tot dingen verplicht. Daar mag ook in de vorming van jongeren aandacht voor zijn.
Die verantwoordelijkheid voor de kerk op het dorp kan in een hervormde gemeente breder gedragen worden. Dat brengt bij de vraag naar de deelname in ‘Kerkbalans nieuwe stijl’, de vernieuwende aanpak van de vrijwillige bijdrage, die gemiddeld voor een rendement van vijftien procent extra zorgde, omdat voor het voetlicht gebracht werd wat de identiteit van de kerk en haar betekenis voor de dorpsgemeenschap is. Ook niet-leden zijn soms bereid hieraan bij te dragen.
Houvast
Komen we in Leidsche Rijn of een andere Vinex-wijk, dan moeten we helaas naar het kerkgebouw zoeken. In de meeste dorpen staat de kerk in het centrum, een prachtig oud gebouw. Alleen haar aanwezigheid is al een prediking van de trouw van de Heere. Die trouw is ons houvast. ‘De Heere zal voor eeuwig reageren, uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht.’
Drs. P.J. Vergunst is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.