blog
Israël mag niet wegraken uit de gedachten van Gods kerk op aarde
Antisemitisme en Mattheüs 21
Sinds 1949 heeft de Israëlzondag een plek op de kerkelijke agenda, uiteraard niet als heilsfeit, maar wel als appèl om de blijvende verbondenheid met het volk Israël levend te houden. Tot de jaren waarop dit meer dan ooit nodig is, behoort ook 2014.
Bij de dingen die we uit de naoorlogse hervormde traditie dankbaar vasthouden, is de jaarlijkse Israëlzondag. Op die eerste zondag van oktober wordt ons met extra nadruk in herinnering gebracht dat de kerk ingeënt is op de oude olijfboom, Israël. De christelijke gemeente heeft dit fundamentele gegeven nodig om geen hoge dunk van zichzelf te krijgen (Rom. 11:20), zich ook maar iets te verbeelden. De Heere Jezus onderwees de Samaritaanse vrouw al – en via het Johannes-evangelie ook ons – ‘dat de zaligheid uit de Joden is’ (Joh. 4:22). In dat ene volk zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden, sprak de HEERE tegen Abram. God bepaalde dat, in Zijn verkiezend handelen. Die raad en wijsheid van Hem hebben wij te aanbidden.
Onberouwelijk
De kerk heeft dat bijbelse zicht op Israël eveneens nodig om te blijven zien Wie de HEERE is. Niet God heeft Israël verstoten (‘Volstrekt niet!’), maar Israël heeft Hem verstoten. Als Paulus dit in het eerste vers van Romeinen 11 verwoordt, herhaalt hij het in vers 2. Zoals er in de tijd van Elia 7000 overbleven die de knie voor Baäl niet bogen, blijft er vanwege de verkiezing van de genade een rest.
En ook: Gods beloften zijn onberouwelijk, Hij heeft er geen spijt van. Dat troost ons als we naar Israël kijken. Uit dit volk is Christus voortgekomen, ‘Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid’. (Rom. 9:4) Dat volk mag niet wegraken uit het hart en de gedachten van Gods kerk op aarde. Aan dat volk blijft Gods Naam verbonden.
Dat de beloften van de Heere onberouwelijk zijn, is niet minder ons anker als we op ons eigen leven zien. Hij laat niet los wat Zijn hand begon.
Wereldgemeenschap
Wij zijn beland in het najaar van 2014 en kijken terug naar aangrijpende zomermaanden. Via onze smartphone hebben we heel de wereld in onze hand, zei koning Willem-Alexander twee weken geleden in de Troonrede. Dat hebben we geweten, in juli en augustus. Oekraïne, Syrië, Noord-Irak, Nigeria, het Midden-Oosten – namen stuk voor stuk rampen, leed, uitroeiing en vervolging in herinnering roepen. We wonen niet alleen in Garderen of Groningen, we zijn tegelijk onderdeel van de wereldgemeenschap.
Een van de meest geciteerde woorden in de zomerse kranten was ‘antisemitisme’, discriminatie of zelfs haat van Joden. Het lijkt een onuitroeibaar kwaad, een constatering overigens die ons hierin nooit mag doen berusten. Ik ben blij dat de Protestantse Kerk daar in haar handreiking voor de Israëlzondag – veel explicieter dan in de Troonrede gebeurt – de vinger bij legt.
Gerechtigheid
Voor zondag staat Mattheüs 21:33-43 op het zogenoemde oecumenische leesrooster, de gelijkenis van de landbouwers die een wijngaard huren, landbouwers die eerst de slaven van de eigenaar vermoorden en later zelfs diens zoon doden. Wie oppervlakkig leest, denkt dat de landbouwers afgedaan hebben en dat hun plaats ingenomen wordt door wijnbouwers die wel vrucht dragen. Nee, het gaat in dit gedeelte om de erkenning van de ‘heer des huizes’, om het doen van gerechtigheid.
De handreiking voor de Israëlzondag stelt ‘dat de idee dat de kerk het Joodse volk vervangen heeft, de basis geweest is van onnoemelijk veel schade’. De gedachte dat de kerk de rol van het ongehoorzame en ‘onterfde’ Israël overgenomen heeft, heeft ‘verschrikkelijke gevolgen’ gehad. Het gedeelte uit Mattheüs 21 is daarom aanleiding om tijdens de Israëlzondag ‘de destructieve uitwerking van de vervangingstheologie te erkennen en er verantwoordelijkheid voor te nemen’. Ook – bijna zou ik schrijven ‘zelfs’, maar dat woord zou polemisch opgevat kunnen worden – dr. Naïm Ateek, oprichter van het Oecumenisch Centrum voor Bevrijdingstheologie in Jeruzalem Sabeel, schrijft in de handreiking dat ‘de (on)uitgesproken antisemitische tendensen van de lezing dat christenen het nieuwe Israël geworden zijn, onacceptabel zijn’. Overigens eindigt dr. Ateek zijn bijdrage met de opmerking dat ‘Gods onvoorwaardelijke trouw niet één specifiek volk of religieuze traditie geldt, maar iedereen die zich door God laat gezeggen, gerechtigheid doet…’ Hier lijkt de trouw van de HEERE te vólgen op onze gehoorzaamheid en verdampen de beloften voor dat éne, specifieke Joodse volk. Zo moeten we de Israëlzondag niet ingaan.
Joodse gemeenschap
Laten we als kerk – en dat is het punt dat ik vandaag benadrukken wil uit het vele wat over Israël te zeggen is – al of niet op basis van Mattheüs 21 krachtig en eensgezind het kwaad van het antisemitisme bestrijden. Wegkijken of relativeren in dit opzicht is kwalijk, maakt ons medeverantwoordelijk. Wie voelen beter dan leden van de Joodse gemeenschap aan wat er in ons land, in Europa in de lucht hangt? Dan raakt het ons als opperrabbijn Jacobs uitspreekt ‘dat hetzelfde proces als voor de Tweede Wereldoorlog aan de gang is’, dat verschillende Joden in ons land al onderduikadressen zoeken! Niet alleen door moslims, ook door blanke, Nederlandse jongeren wordt de rabbijn op straat uitgescholden. Zijn collega Raphaël Evers reist bewust niet meer met de tram, neemt uit voorzorg de auto.
Gelukkig dat onze regering in dit opzicht heldere taal sprak na een Haagse demonstratie, waarin ‘Dood aan de Joden’ als leus klonk. Allerlei losse voorbeelden uit de voorbije weken zijn ondertussen meer dan incidenten; ze onderstrepen wat er leeft. Neem dat Belgische café waar op de ruit stond: ‘Honden zijn hier welkom, maar Joden onder geen enkele omstandigheid’. Neem in Den Haag geuite slogans als ‘Hitler, kom terug en slacht al die kankerjoden af’ – woorden die je slechts durft te citeren om de diepte van dit kwaad te illustreren.
Gelukkig ook dat veel Europese regeringen Jodenhaat concrete aandacht gaven. De Duitse Angela Merkel, bondskanselier van het land waarin de ergste antisemitische leuzen van de afgelopen tientallen jaren klonken, sprak twee weken geleden over een ‘monstrueus schandaal’.
Media
Wat de seculiere media betreft zijn we in dit opzicht dankbaar voor De Telegraaf, de krant die ontmaskert op welke gekleurde en eenzijdige wijze in Nederland over het conflict tussen Israël en de Palestijnen bericht wordt – met antisemitisme als gevolg. Prof. Bob Smalhout benoemde in dit dagblad de partijdigheid van de media, die hoofdzakelijk foto’s plaatsen van vernielde Palestijnse huizen, van dode en gewonde Palestijnse kinderen en soldaten. En de Nederlandse schrijver Leon de Winter schreef in deze krant: ‘Geen leger in het Midden-Oosten treedt met zoveel terughoudendheid op als het Israëlische, maar in de media worden Joodse soldaten afgebeeld als karikaturen vol bloedlust en wreedheid.’ Ook hij legde de oorzaak van toenemend antisemitisme bij de media neer.
***
Bestrijding van het antisemitisme – een taak van de overheid – begint niettemin in ieders persoonlijke leven. De in 1976 overleden theoloog K.H. Miskotte noemde verzet tegen de God van Israël en zijn Messias als diepste oorzaak van dit kwaad; omdat Hij ongrijpbaar is, vergrijpen mensen zich aan Zijn volk. Om die reden zal het gesprek over de blijvende en bijzondere plaats van Israël in Gods heilshandelen in prediking en catechese aandacht moeten houden.
Gebed, voor de troon
Daarnaast (beter: daarvóór) is er het gebed, onze voorbede. Als verbannene op het eiland Patmos werpt de apostel Johannes een blik in de troon van God. (Openb.5:6-8) Hij ziet de Leeuw uit de stam van Juda, Die overwon en Die met macht bekleed is. God regeert door het Lam, aan Wie de Vader de ontvouwing en de realisering van Zijn raad toevertrouwd heeft.
In die situatie zijn het de vier schepselen in de troon en de 24 ouderlingen die schalen vol reukwerk voor het Lam neerwerpen, de gebeden van de heiligen. Het gebed van Gods kinderen is niet zonder betekenis, het wordt gedragen tot en bewaard bij de troon, waarvanuit Christus deze wereld regeert. Hij is de Eerste en de Laatste, levend tot in alle eeuwigheid.
Over Israël als volk van God lezen we: ‘Hij omringde hem, Hij onderwees hem, Hij beschermde hem als Zijn oogappel.’ (Deut.32:10) Aan die belofte mogen we Hem in ons gebed herinneren.
P.J. Vergunst