Waar bent u naar op zoek?

blog

Antisemitisme: voorbode van wat de kerk te wachten staat

29-05-2019

Het Joodse volk heeft de eeuwen door te lijden gehad aan antisemitisme. Ook nu steekt in Europa Jodenhaat de kop op. Juist het volk dat door God is uitverkoren, moet het bij andere volken ontgelden.

Welke boodschap hebben wij, als christenen, aan antisemitisme?

In mijn boekenkast staat een bundel Duitstalige voordrachten over de Romeinenbrief. Ik viste die ooit uit een bak oud papier bij De Slegte en bewaarde het meer als curiositeit dan als theologisch gereedschap. Die curiositeit heeft in de eerste plaats te maken met de inliggende vrachtbrief waarmee het boek in maart 1940 door boekhandel Wever in Franeker per trein werd verzonden naar een predikant in Terneuzen. Voor de filatelist is vooral de verantwoordingszegel van veertig cent interessant.

De tweede reden waarom ik dit boek als curiositeit bewaar, is een wrange. Het boek is een bundeling van twintig bijbellezingen die de Berlijnse predikant Hans Dannenbaum in 1939 voor de Berlijnse stadszending over de Romeinenbrief hield. Als ik de inhoudsopgave opsla, zie ik een gat. Hoofdstuk 9 tot en met 11 zijn overgeslagen. Er is zelfs geen witregel, geen witte bladzijde tussen Romeinen 8:39 en Romeinen 12:1. Alsof deze hoofdstukken niet bestaan.

Sprekend gat

1939, een veelzeggend jaartal. Berlijn, een veelzeggende plaatsnaam. Aan de auteur zelf kan het niet gelegen hebben. Dannenbaum was predikant van de Bekennende Kirche, die zich fel verzet heeft tegen de nazi-ideologie van Hitler. Was hij aanhanger van diens ideologie geweest, dan had hij deze hoofdstukken niet overgeslagen, maar ze antisemitisch uitgelegd. Publicatie van een uitleg van Romeinen 9 tot 11 waarin de blijvende betekenis van Israël in het heilshandelen van God verwoord werd, zou hem echter duur komen te staan. Hij koos voor het gat. Een zwijgend gat. Een sprekend gat. Een gat dat volgt op het zegelied dat Paulus zingt in omstandigheden die aan Psalm 44 doen denken: ‘Want omwille van U worden wij de hele dag gedood, wij worden beschouwd als slachtschapen.’ (Rom.8:36) In 1939 zijn de Jóden die slachtschapen. Maar er moet gezwegen worden over Gods weg met Zijn geteisterde kudde. Een weg die wortelt in Zijn onberouwelijke verkiezing. 

Kwetsbare vraag

Een boek in de kast, een teken aan de wand. Om de theologische inhoud hoef ik het niet te bewaren. Maar het weggooien ervan voelt als het wegdrukken van een prikkelende stem uit het verleden, omdat het tijdperk van antisemitisme niet voorbij is. Integendeel, de signalen zijn niet van de lucht: negen op de tien Joden in Europa heeft met antisemitische bejegening te maken. In het land van vrijheid, gelijkheid en broederschap (Frankrijk) vindt een sterke toename van antisemitisch geweld plaats. Joden in landen als Hongarije, Polen maar ook Nederland geven aan in toenemende mate te denken aan emigratie uit Europa, waarbij de Verenigde Staten sinds de aanslagen in synagogen in Pittsburgh en Californië al minder een optie zijn.

Welke boodschap hebben wij aan het toenemende antisemitisme? Ik vind dat een kwetsbare vraag, omdat ze een kettingreactie kan veroorzaken (en ook veroorzaakt heeft), met een onvruchtbare polarisatie tot gevolg: polarisatie door de beschuldigingen van vervangingsleer of tweewegenleer. De vraag naar antisemitisme roept immers ook de vraag op naar het land en de staat Israël, en de verwachtingen die we vanuit de Heilige Schrift voor volk, land en staat zouden moeten hebben. Ik zeg eerlijk: ook de Gereformeerde Bond, ook de Protestantse Kerk zijn aan polarisatie rond deze vragen niet ontkomen. De vraag naar een bijbelse, christelijke visie op land, volk en staat is complex. Die complexiteit zit hem onder andere daarin, dat naast theologische argumenten ook autobiografie, politiek en staatkunde meespelen. Om onszelf niet te overvragen, richt ik me daarom expliciet op het antisemitisme, het verzet en de haat tegen wie tot het volk van de Joden behoort. 

Verkiezing en lijden

Bijbels gezien is er een opmerkelijk verband tussen verkiezing en lijden. Abraham en het volk dat uit hem gesproten is, is het volk van Gods verkiezing. Het draagt de hoge roeping gestalte van Gods Koninkrijk te zijn. Daarvoor heeft Israël Gods verbond, Gods wetten en Gods beloften ontvangen. Aan dit volk heeft de Heere Zich verbonden.

Juist dit volk moet het ontgelden bij al de andere volken. Zij verenigen zich in vijandschap tegen het volk dat zich vanuit Egypte in Kanaän vestigt. Daarbij mag niet onvermeld blijven dat ook bróedervolken zich tegen Israël keren, zoals Amalek, Moab en Edom. Israël kan zingen: mijn broederen ben ik vreemd, door elk onteerd.

Op het eerste gezicht is het Israëls vreemdheid waaronder hij moet lijden. Wat anders is, is bedreigend. Pestgedrag, zowel op scholen als in bedrijven, komt voort uit verzet tegen vragen die we bij onszelf niet willen toelaten. Vragen aan onze opvattingen, vragen aan ons gedrag. Vragen die bedreigend zijn voor onze macht, ons imago. Het bestaan en het leven van Israël bij de Thora van God stelt gewetensvragen aan de volken. Hoe gek het ook klinkt, in de vervolging en de haat van anderen zit in feite een erkenning van een waarheidselement bij die anderen.

In tweede instantie, en fundamenteler, is de haat tegen Israël een haat tegen de God van Israël. God legt in Israël een claim op de héle wereld, omdat niet alleen Israël, maar de hele schepping Zijn rijksgebied is. Omdat de geboden van God niet alleen Abraham en zijn nazaten gelden, maar ook Adam en zijn nazaten. In het antisemitisme zit hoe dan ook een geding om de autonomie van de mens tegenover zijn Schepper.

Israël heeft dit geweten. In Psalm 44 zingt het lijdende volk: maar om Ú worden wij de hele dag gedood. Israël lijdt niet om de naam van Sem, maar om de Naam van God. Uitverkiezing en lijden zijn intrinsiek met elkaar verbonden. 

Delen in het lijden

Herkent ook een christen deze ervaring niet? Het is opvallend dat Paulus Psalm 44 citeert in zijn brief aan de Romeinen, een gemeente waarvan ook bekeerde heidenen deel uitmaken. Een gemeente die ook vertrouwd moet zijn geweest met de beide Petrusbrieven, brieven waarin uitverkiezing en lijden twee expliciete thema’s zijn. Even expliciet als deze thema’s zijn voor christenen in Sri Lanka, India en een groot deel van deze wereld. Zij en wij ervaren een blijvende hedendaagsheid in het lezen van Psalm 2, de ervaring van volken en koningen die samenspannen tegen de Heere en Zijn Gezalfde. De ervaring dat wat door God uitverkoren is, door de wereld uitgeworpen wordt. Als wij zeggen dat de kerk deelt in de roeping, de verkiezing en de verwachting van Israël, dan moeten wij daaraan toevoegen dat de kerk ook deelt in het lijden van Israël.

Ik heb de indruk dat voor deze verbondenheid weinig oog is. Zowel bij de kerk als bij het Joodse volk. Ik ben ook erg benieuwd hoe Messiasbelijdende Joden dit beleven. Wat zégt het ons, over en weer, dat zowel Joden als christenen hetzelfde lijden in deze wereld overkomt? Wat zegt het de Joden over de christenen, wat zegt het de christenen over de Joden?

Wat het de Joden over de christenen zegt, laat ik aan hen over. Maar wat het ons over het Joodse volk zegt, is dunkt mij toch dit: dat aan het lijden van Israël zichtbaar is dat God Zijn volk niet verstoten heeft. Aan dit volk zijn nog steeds de woorden van God toebetrouwd, het verbond, de Thora, de besnijdenis, de beloften die in Christus vervuld zijn. Of zij dit nu geloven of niet.

Alleen daarom al heeft de kerk onvoorwaardelijk steun te betuigen aan het Joodse volk, dat de wereld uitgehoond wordt – iets waaraan we als kerk in de voorbije eeuwen helaas ook deel hebben gehad. Is het dáárom dat Paulus na het zegelied in Romeinen 8 en het citaat uit Psalm 44 geestelijke ruimte vindt om te schrijven over de weg en de toekomst van God met Israël? 

Ineenstorting

In de tweede plaats is het voor de kerk noodzakelijk om het toenemende antisemitisme geestelijk te duiden. De voormalige Londense opperrabbijn Jonathan Sacks heeft in een beroemd geworden toespraak voor het Europees Parlement in 2016 gesproken over de signaalbetekenis van het toenemende antisemitisme in Europa. ‘In een cultuur is de opkomst van antisemitisme het eerste symptoom van een ziekte, de eerste waarschuwing voor een algehele ineenstorting. Als Europa het antisemitisme laat opbloeien, zal dat het begin van het einde van het werelddeel zijn. Antisemitisme komt op wanneer de politiek van hoop plaatsmaakt voor de politiek van de angst, die al snel plaatsmaakt voor de politiek van de haat.’

Openbaart in het antisemitisme zich niet de geest van de mens van de wetteloosheid, over wie Paulus in 2 Thessalonicensen 2 schrijft? Dat is de mens die aan het eind der tijden het achterste van zijn tong zal laten zien; een geest die opstijgt uit het diepste innerlijk van de mens die zichzelf en zijn autonomie verafgoodt. Deze laatste hoogmoed komt voor de laatste val. 

Voorbode

Antisemitisme is daarom ook een voorbode van wat ook de kerk te wachten staat. Nog geen twee maanden geleden heeft de VN-rapporteur godsdienstvrijheid, Ahmed Shaheed, ons land gewaarschuwd voor een bedreigde godsdienstvrijheid. Antisemitisme, secularisatie en overheidsverboden op religieuze gebruiken wijzen daarop. Geldt hier niet het oude Latijnse gezegde dat op sommige kerkhoven te lezen valt: hodie mihi, cras tibi (heden ik, morgen gij)?

Jezus zegt dat ook wij er niet van moeten opkijken als de mensen ons zullen haten om Zijn Naam (Matt.24:9). Wij hebben het Joodse volk nodig om te leren wat het verdragen van lijden is en het volharden in de hoop. En wat zou het Joodse volk veel kunnen leren aangaande Christus, als de kerk Zijn lichaam, Zijn lijdend lichaam is, omdat uiteindelijk Christus Zélf de uitverkoren Knecht is – maar als geen ander ook Man van smarten. Zo kwam en komt Hij ons nabij. Hét slachtschaap. Door ons geslacht. Maar, o wonder: ook voor ons geslacht. Christus, Die uit Zijn lijden gehoorzaamheid geleerd heeft en Zijn lijdende gelovigen is voorgegaan in de heerlijkheid van Zijn Vader en Zijn heilige engelen. Hoopt op de Heere, gij vromen!

A.J. Mensink