Waar bent u naar op zoek?

Autisme en ambt

Dr. A. de Muynck
Door: Dr. A. de Muynck
10-12-2020

Als je predikant, ouderling of diaken bent en je weet dat je autisme hebt, wat betekent dit dan voor het uitoefenen van je ambt? Bij deze vraag is het van belang hoe we tegen autisme aankijken.

Iemand met autisme zei tegen mij: ‘Het is geen stoornis, maar een andere manier van in het leven staan.’ Ik denk dat hij gelijk heeft en daarom plaats ik enkele kanttekeningen bij het begrip ‘autisme’.

Construct

Om te beginnen moeten we vaststellen dat autisme een construct is, een term die hulpverleners gebruiken om één naam te geven aan wat ze bij meerdere mensen waarnemen. Toch vertonen mensen met ‘autisme’ lang niet allemaal dezelfde eigenschappen. De naamgeving en het vele onderzoek dat daarop is gevolgd, hebben echter velen geholpen om de moeiten van deze ‘andere manier van in het leven staan’ beter te begrijpen.

Het gevaar van zo’n label ‘autisme’ is vervolgens dat we broeders en zusters vanuit bestaande stereotypen benaderen, alsof ze rigide, ongevoelig en kil zouden zijn. Vaak kunnen mensen met autisme zich wél inleven in anderen, zich aan wisselende situaties aanpassen en gevoelig zijn voor emoties van anderen. Iedereen weet hoe lastig het is om je in de ander te verplaatsen, veranderingen te accepteren of veel prikkels te verdragen. Dit betekent dat we dus ook allemaal iets van ‘die andere manier van zijn’ kunnen aanvoelen.

Ten slotte, omdat ik me in dit artikel richt op autisme bij ambtsdragers, gebruik ik niet de medische en psychologische taal, die spreekt over beperkingen en stoornissen.

Bijbelse kwalificaties

Ik kijk liever hoe het Nieuwe Testament spreekt over de gemeente van Christus. Als het dan gaat over het ambt, ligt het accent niet op beperkingen, maar op de gaven. Ieder gemeentelid heeft die volgens Paulus ontvangen (1 Kor.12 en 14). Paulus’ criteria voor ambtsdragers zijn moreel van karakter. Ze moeten onberispelijk zijn, gastvrij, het geloof kunnen overdragen, niet verslaafd, geen vechter zijn en leiding kunnen geven aan hun gezin (1 Tim.3:1-13).

Eventuele tekorten in verbale en non-verbale communicatie noemt hij niet. Paulus formuleert de sociale competenties juist positief: een dienaar moet vriendelijk zijn, bekwaam om te leren en de kwaden verdragen (2 Tim.2:24). De bijbelse kwalificaties sluiten mensen met autisme dus niet uit. Sterker nog: juist wie het minst in tel is – lees: wie geacht wordt de meeste beperkingen te hebben – kan in de gemeente het best de bedoeling van het Evangelie verduidelijken (1 Kor.1:26-30).

Pluspunten

Ik kies dus voor een positieve invalshoek: welke pluspunten hebben mensen met autisme? Dan blijkt dat een gave vaak de andere zijde is van wat als beperking wordt ervaren. Ook hun gaven zijn oneindig veelkleurig. Vaak ontdek je ze gaandeweg, in de omgang met iemand. Ik noem er enkele.

Logisch redeneren. Mensen met autisme zijn vaak goed in consequent redeneren. Ze zetten dingen graag helder op een rijtje en kunnen haarscherp aangeven waar er iets hapert.

Bij de hoofdzaak blijven. Mensen met autisme kunnen slecht tegen ongrijpbare emoties. Daardoor hebben zij de gave om te signaleren welke emoties afleiden van wat er werkelijk toe doet. Omdat iemand met autisme onderhuidse boodschappen niet oppakt, zal hij doorvragen, totdat hij weet waar het wérkelijk om gaat.

Disharmonie signaleren. Mensen met autisme zijn gevoelig voor stress en disharmonie en raken daardoor eerder dan andere kerkenraadsleden van slag. Maar met hun hekel aan twist voldoen ze juist aan een belangrijk criterium voor ambtsdragers. Hun signalen dat de sfeer achteruitgaat, moeten we dus serieus nemen.

Plichtsbesef. Mensen met autisme hebben een sterk ontwikkeld plichtsbesef. Hun ja is ja en hun nee is nee. Je kunt dus van hen op aan.

Orde en regelmaat. Velen in onze tijd verlangen naar orde en regelmaat. Dat is nu typisch iets waar mensen met autisme voor pleiten, omdat dit hun overzicht biedt.

Roeping

Als ik insteek bij de gaven van mensen met autisme, betekent dit niet dat ik de problemen die er zijn, bagatelliseer. Een kernpunt in hun lijden lijkt mij de worsteling om de dingen te begrijpen die voor anderen vanzelfsprekend zijn. Dit anders-zijn kan angst oproepen en gevoelens van eenzaamheid. Daardoor kan het ambt zwaar vallen, zeker als anderen je als niet-communicatief of niet-afgestemd beschouwen. Dit lijden aan het ambt kan vragen oproepen over je roeping.

Wat verstaan we onder roeping? Een eenvoudige definitie luidt: het appèl dat je de juiste persoon bent om op dit moment deze taak te verrichten. Dit appèl kan gaan over het aanvaarden van een ambt, maar ook over voorvallen: moet ik oppakken wat nu op mij afkomt? Beide soorten roeping kennen vier aspecten.

De juiste persoon. Het is realistisch om je af te vragen of jij over de juiste eigenschappen beschikt om in te gaan op het appèl. Natuurlijk kun je zeggen dat de ‘bekwaammaking’ wel op de roeping volgt. Je kunt veel leren, maar als het ambt een beroep doet op communicatieve vaardigheden en juist dit je meest problematische kant is, is het de vraag of jij de juiste persoon bent voor déze taak.

De juiste taak. Een gemeente kent een grote variëteit aan taken. Niet iedere predikant, ouderling, diaken of kerkrentmeester hoeft hetzelfde te doen. De een kan schrijven, de ander is geschikter om moeilijke gesprekken te voeren. We moeten dus verstandig omgaan met de verdeling van taken. Misschien is het onverstandig iemand met autisme af te vaardigen naar de classis. Daar komt het immers juist aan op geven en nemen. De een is goed theologisch onderlegd, de ander is beter in overleg. Als er een nieuwe broeder bijkomt, is dat een goed moment om te evalueren of ieder de taak verricht die het beste bij zijn gaven past.

Dit moment. Het kerkelijk bedrijf zit vol voorvallen: plotseling is er iemand ziek of de geluidsinstallatie doet het niet. Mensen met autisme zijn plichtsgetrouw, maar vinden juist onvoorspelbare situaties moeilijk. Daarom moet je werken aan optimale duidelijkheid: afspreken wie in voorkomende gevallen waarop ingaat en je ook daaraan houden. Het kan goed zijn sommige broeders hierbij te ontzien, al moet ook weer niet die ene flexibele broeder alles gaan oplossen.

Het appèl. Hoe werkt een roeping? Is het een plicht, waarop je wel ‘ja’ moet zeggen, of moet je eerst een innerlijke stem horen? Deze verschillende beelden maken roeping voor iemand met autisme lastig te hanteren. Zo’n broeder mag je helpen om met behulp van heldere en realistische argumenten een beslissing te nemen. Gevraagd worden voor het ambt is natuurlijk strelend, een vorm van erkenning. Maar in de christelijke gemeente mag erkenning niet afhankelijk zijn van het bekleden van een ambt.

Samen

Hoe gaan ambtsdragers met elkaar om in de wetenschap dat iemand onder hen autisme heeft? Ik vraag het op deze manier, omdat ik de aandacht wil verleggen van de individuele persoon naar het collectief. Als we opnieuw een bijbels begrippenkader kiezen, dan blijken alle ambten gezamenlijk bedoeld tot opbouw van de gemeente. In het Oude Testament dragen Levieten en priesters hun ambt collectief. Ook in de protestantse traditie gebeurt het leiding geven vooral groepsgewijs. Kerkenraadsleden bepalen samen het beleid. De leden van de classis of de synode bespreken met elkaar wat goed is voor de regio of voor de kerk als geheel. Je doet het dus samen.

Sherlock Holmes

Ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma neemt Sherlock Holmes, de speurder uit de verhalen van Arthur Conan Doyle, als voorbeeld. Tegenwoordig zou Holmes wellicht de diagnose ‘asperger’ krijgen. Zijn pluspunt is dat hij ‘met een feilloze rationaliteit en een scherp oog voor detail verbanden waarneemt die anderen ontgaan’. Toch heeft Holmes altijd dr. Watson nodig. Holmes analyseert, Watson communiceert invoelend.

Zo heeft de ambtsdrager met autisme de gemakkelijk communicerende broeder nodig. Echter, ook de ambtsbroeder met – in hulpverlenerstaal – ‘een stoornis’ is in staat de zwakheden van anderen te dragen.

Dan gaat het er vooral om dat zij sámen het leidinggevende orgaan van de gemeente goed laten functioneren, elkaars lasten dragen (Gal.6:2) en zo werkelijk gezamenlijk leidinggeven aan de gemeente.

Eenheid

Als we in het ambt en in de gemeente zo met elkaar verbonden zijn, ligt het accent niet meer op de ‘verschillende manieren van in het leven staan’, maar op de eenheid van de kerkenraad in Christus. Daar moeten we het in het ambt uiteindelijk van hebben.


‘Ik heb het met veel passie gedaan’

Ruim twaalf jaar mocht ik diaken zijn in onze gemeente. Toen ik benoemd was, heb ik daarin duidelijk de roepstem van de Heere gehoord en dat heeft mij geholpen om het ook vol te houden. Want soms was het wel zwaar. Ik ben dankbaar dat ik mijn van God ontvangen gaven heb mogen inzetten ten dienste van Zijn gemeente en ten dienste van de arme naaste, dichtbij en ver weg. Trouw en betrouwbaar zijn en verantwoordelijkheid nemen zijn daarbij voor mij belangrijke waarden. In principe ging ik niets uit de weg en heb ik het ook met veel passie gedaan.

In de loop der jaren nam het werk toe. Vele gesprekken zijn gevoerd bij mensen die hulp nodig hadden. Ook gemeenteleden die net weduwe of weduwnaar waren geworden, werden bezocht. Ik denk dat mensen het wel fijn vonden om met mij te spreken. Dit is opmerkelijk, want op sociaal gebied ben ik niet zo sterk. Maar juist omdat ik in mijn rol als diaken bij de mensen binnenkwam, lukte het toch. Ik probeerde vooral mensen hun verhaal te laten doen en goed te luisteren. Vanuit de Bijbel mocht ik de mensen wat meegeven. Organisatorisch ben ik niet zo goed. Ik overzie vaak niet wat er gedaan moet worden. Nieuwe acties opzetten is niet mijn ding.

Misschien hebben mensen me, vooral in kerkenraadsvergaderingen, ook wel als star ervaren. Pas een jaar voordat mijn laatste termijn als diaken erop zat, werd bij mij de diagnose van een stoornis in het autistisch spectrum vastgesteld. Ik wist het al die tijd niet, maar veel dingen vielen toen op hun plek. Problemen hadden zich met name voorgedaan op mijn werk. Toen ik geen ambtsdrager meer was, realiseerde ik mij pas: het ambt heeft mij mijn baan gekost. Ik was vooral ambtsdrager geweest en ik kon daar eigenlijk geen baan naast hebben. Maar ik moet wel zeggen: de Heere heeft in een nieuwe werkkring willen voorzien. Hij is goed.

Marcel Pannekoek, Emst

Dr. A. de Muynck
Dr. A. de Muynck