Lange tijd hebben christenen zich beroepen op de Bijbel om slavernij te rechtvaardigen. Tegelijk hebben andere christenen hun uiterste best gedaan om de slavernij af te schaffen. Blijkbaar kunnen mensen op verschillende manieren met de Bijbel omgaan.
Het woord ‘slaaf’ wordt gewoonlijk gebruikt voor mensen die volledig het eigendom zijn van iemand anders en als handelswaar verkocht kunnen worden. Deze vorm van slavernij was sterk vertegenwoordigd in het klassieke Griekenland en het Romeinse Rijk. In het oude Nabije Oosten bestonden ook andere vormen van afhankelijke en verplichte arbeid. Wie zich verdiept in de slavernij in het verre verleden, komt tot de conclusie dat er veel vormen van slavernij waren en dat er grote verschillen waren in de behandeling van slaven.
Minderwaardige mensen
In Suriname waren er plantagehouders die de zogenoemde negers minderwaardige mensen vonden en hen beschouwden als nakomelingen van Cham, die genoemd wordt in Genesis 9. Zij verzetten zich tegen de verkondiging van het Evangelie aan hen: ‘Laten wij de bekering preken aan diegenen die met ons één vel (huidskleur) zijn, en niet aan de zwarte en rode Chamskinderen die toch vervloekt zijn.’ Cham werd beschouwd als de stamvader van de bevolking van Afrika. De westerlingen mochten volgens velen actief helpen met de vervulling van Noachs vervloeking.
We moeten echter beseffen dat niet Cham vervloekt werd, maar zijn zoon Kanaän. Waarom dit gebeurde weten we niet, maar de gebeurtenis was voor Israël van belang omdat zij later het land van Kanaän in bezit mocht nemen (zie de grenzen in Gen.10:19). De bewering dat de zwarte huidskleur een gevolg is van de vloek op Cham en zijn nakomelingen, is nergens in de Bijbel te vinden. De nakomelingen van Kanaän waren waarschijnlijk middelbruin, zoals blijkt uit afbeeldingen. Ze waren niet donkerder van kleur dan de Israëlieten of de Filistijnen.
Jozef
In het boek Genesis wordt de levensloop van Jozef beschreven. Zijn broers handelden onmenselijk door hem als slaaf naar Egypte te verkopen. In het huis van Potifar kreeg hij op den duur een belangrijke functie met een leidinggevende taak. Dat is een voorbeeld van een zeer bevoorrechte slaaf met een totaal andere positie dan in de periode van de Verenigde Oostindische Compagnie mogelijk was. Toch had Potifar de mogelijkheid te beschikken over het leven van Jozef en kon hij hem in de gevangenis laten werpen. Toen Jozef onderkoning was, kwamen zijn familieleden naar Egypte. Daar hebben ze jarenlang in vrijheid kunnen leven, maar op den duur werden ze onderdrukt en moesten zij slavenarbeid verrichten. God heeft het volk echter verlost uit Egypte en die gebeurtenis is van fundamentele betekenis. De Tien Geboden beginnen met de woorden: ‘Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft.’ (Ex.20:2) Die ervaring klinkt door in de oproep barmhartig te zijn naar anderen. Het betekent dat de slaaf en de slavin ook de sabbat als vrije dag kregen (zie het vierde gebod).
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 22 juni 2023. Neem een jaarabonnement (€ 52,50). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!