column
Beeld Gods
Een paar weken geleden waren we met een grote groep theologen uit Nederland en Centraal Europa bij elkaar in Pápa, Hongarije. Vanuit Nederland waren we met collega’s van de PThU, de TU Kampen/Utrecht, de RUG en de VU. Naast de Hongaarse collega’s, waren er theologen uit Slovenië, Polen, Tjechië en Kroatië. Het thema van de conferentie was ‘Imago Dei, de mens als beeld Gods’.
Tijdens de conferentie hielden bijbelwetenschappers voordrachten over het boek Job en over de brieven van Paulus. Dogmatici vroegen zich af wat er van de mens gezegd kan worden in omstandigheden van ‘ontmenselijking’, zoals in de concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog of in de Russische Goelag. Praktisch theologen stelden de vraag naar de mens in de preek. Zelf hield ik een voordracht over hoe pastorale zorg kan bijdragen aan het herstel van het beeld Gods.
Wat zo’n bijeenkomst vooral laat zien, is dat theologie nooit ‘af’ is. We kunnen nooit zeggen dat we ‘het’ wel weten. Zelfs zo’n bijbels begrip als ‘beeld Gods’ blijkt lang zo eenvoudig niet te zijn als het lijkt bij het lezen van de bijbelse teksten. Is het beeld van God iets ‘in’ de mens, iets dat we (deels) kwijt kunnen raken? Of heeft het beeld van God betrekking op de relatie tússen God en mens? Een relatie die nooit volledig weg is, maar wel beschadigd kan zijn? Moet je misschien zeggen dat het beeld van God iets van de moraal is: het goede leven, in navolging en gehoorzaamheid? Zo lijkt Paulus erover te spreken. Of is het beeld van God in de mens iets dat in dit leven nooit af is, is het uiteindelijk iets van de toekomst?
Soms hebben conferenties van theologen iets eindeloos, een beetje zoals Prediker schrijft: veel schrijven (en lezingen houden) is een vermoeiende bezigheid. Toch laten ze steeds ook zien dat we ons denken vormen in onderling gesprek en door naar elkaar te luisteren. Blijvend ná-denken. Denken langs lijnen die de Schrift uitzet, en na wat anderen gezegd en geschreven hebben. Soms vermoeiend, vaak mooi.