Waar bent u naar op zoek?

Beloften gelden nog steeds

ds. P.G.I. van den Berg en ds. G.H. Molenaar
Door: ds. P.G.I. van den Berg en ds. G.H. Molenaar
01-10-2020

Christus heeft het universele heil gebracht voor Jood en heiden. Toch behoudt Israël als land en volk een bijzondere plaats in Gods heilsplan na de komst van Christus in de wereld. Op weg naar de Israëlzondag op 4 oktober staan we stil bij deze unieke plek.Volgende week passeren, in het slot van dit tweeluik, nog drie argumenten waaruit de bijzondere plaats van Israël blijkt, de revue.

De apostel Paulus schrijft in de Romeinenbrief, zijn mini-dogmatiek voor christenen uit de volken, in de hoofdstukken 9-11 over dit onderwerp. Tim Keller vat Paulus’ spreken over Israël en de kerk mooi samen in zijn Romeinencommentaar: ‘God wil graag dat niet-joden in de gemeente in Rome begrijpen dat God Zijn oude volk niet heeft opgegeven. Paulus geeft dat volk niet op en dat moeten zij ook niet doen.’ Of, in de woorden van onze kerkorde: Israël en de wereldwijde gemeente van Christus zijn vanuit Gods Woord onopgeefbaar aan elkaar verbonden.

Vervangingsleer

De kerkgeschiedenis leert helaas dat de kerk Israël wel vaak heeft opgegeven. Paulus verwoordt in zijn brief aan de gemeente van Rome zijn verdriet over het ongeloof van Israël (Rom.9:1-5) én ‘het geheimenis’ dat God Zijn volk niet loslaat (Rom.11:25-29).

Maar een kleine eeuw later schreef de christelijke denker Justinus Martyr een fictieve brief aan een denkbeeldige Joodse rabbi die de Griekse naam Trypho kreeg. Hij betoogt hierin dat de genadegaven van God, die eerder alleen voor Israël bestemd waren, na Christus overgedragen zijn op de kerk. En Origenes schrijft later over deze ontwikkeling: het is van besnijdenis naar geloof, van letter naar Geest, van de schaduw naar de waarheid en van vleselijke naar geestelijke waarneming. De kerk heeft in dit denken de positie van Israël overgenomen of, scherper gezegd: Israël is vervangen door de kerk en uitgespeeld in het plan van God.

Tegenwoordig kiezen velen voor de term ‘vervullingstheologie’ om aan te geven dat de kerk uit Joden en niet-Joden bestaat en dat de beloften in die kerk vervuld worden.

Wereldomvattend

De invloedrijke theoloog dr. N.T. Wright is een belangrijke hedendaagse vertegenwoordiger van dit denken. Hij stelt dat door de komst van Jezus Christus Gods relatie met Israël opnieuw vastgesteld wordt, waardoor Israëls verbondszegeningen, verantwoordelijkheden en roeping zijn overgegaan op de kerk.

De gevolgen van dit denken zijn herkenbaar in de discussie in de Protestantse Kerk over de onopgeefbare verbondenheid met Israël. Want wat is er nog over van een onopgeefbare verbondenheid met het specifieke volk Israël als alles vervuld is in Christus? Wright wil geen onderscheid maken tussen ras, kleur, gender, geografie etc. Een bijzondere plaats voor Israël als land en volk past absoluut niet in dit denken. Wie dat wel doet, maakt zich volgens hem schuldig aan ‘christelijk zionisme’, dat hij ‘apartheid’ noemt die bestreden moet worden. De kerk moet zich volgens hem niet bezighouden met oude grenzen, maar gerechtigheid, genade, schoonheid en waarheid verspreiden. Wright, en anderen in zijn voetspoor, hebben de Bijbel aan hun kant als ze wijzen op de universalistische betekenis van het heil in Christus (Gal.3:28), Gods beloften voor de wereld (Rom.3:14) en het geloof dat bepaalde identitymarkers, zoals de besnijdenis, overstijgt (Gal.5:6; 6:15).

Uiteraard stemmen wij ook in met het universele heil dat Christus voor Jood en heiden heeft gebracht. Maar zo makkelijk komen we theologisch niet van Israël af. Want Paulus elimineert Israël als land en volk niet in zijn belangrijke werk over de rechtvaardiging door het geloof, integendeel. Uit de Romeinenbrief blijkt dat Israël als land en volk een bijzondere plaats behoudt in Gods heilsplan na de komst van Christus in de wereld. Hiervoor noemt dr. David Rudolph vijf bijbelse argumenten (zie kader). De eerste twee argumenten zullen we nu behandelen. »

De gaven aan Israël

In Romeinen 9:3-5 lezen we: ‘Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn familieleden wat het vlees betreft. Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen.’ Paulus beschrijft hier, in de tegenwoordige tijd, dat de beloften en de Torah voor Israël gelden. In Romeinen 11:28 lezen we: ‘Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen.’ En dan volgt in Romeinen 11:29: ‘Want de genadegaven (charismata) en de roeping van God zijn onberouwelijk.’

Deze tegenwoordige tijd moeten we niet over het hoofd zien, zegt de Messiasbelijdende dr. Kendall Soulen. Het laat zien dat God Zijn volk niet loslaat, ook na de komst van Christus niet, ongeacht hun ongeloof. Het woord charismata in Romeinen 11:29 slaat namelijk terug op de nationale en etnische voorrechten van het Joodse volk genoemd in Romeinen 9. Natuurlijk gaat het dan voornamelijk over de geestelijke voorrechten. Maar in lijn met het Oude Testament valt daar ook het land Israël onder vanwege de belofte aan Abraham en zijn nageslacht. In Exodus 32:13 lezen we: ‘Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en dit hele land waarover Ik gesproken heb, zal Ik aan uw nageslacht geven, zodat zij het voor eeuwig in erfbezit nemen.’

Israël is uniek

De gaven van God aan Israël maken Israël uniek. Deze unieke plek maakt Paulus ook verschillende keren duidelijk in zijn brieven. Er is onderscheid tussen de besnedenen (Joden) en onbesnedenen (heidenen) die door het geloof gered worden (Rom.3:30; 4:9,12). Joden zijn de natuurlijke takken van de olijfboom, de heidenen zijn de loten van de wilde olijfboom (Rom.11:17,21,24). De Joden zijn de Israëlieten (Rom.9:1) en daartegenover staan de heidenen (Rom.11:11,25-26). De verkiezing en roeping van Israël noemt Paulus zelfs onberouwelijk (Rom.11:29). Dit onderscheid tussen Jood en heiden heeft een bijzondere plaats in Gods heilshandelen. Door het massale ongeloof in Jezus als de Messias is Gods heil en de verlossing ook tot de heidenen gekomen (Rom.11:11a). Paulus noemt dat rijkdom voor de wereld (Rom.11:12).

Echter, de heidenen moeten Israël nu tot jaloersheid verwekken (Rom.11:12a), zodat Israël gaat geloven in Jezus als de Messias. De eerdergenoemde N.T.

Wright merkt daarbij terecht op dat we Joden het Evangelie niet moeten onthouden. Dat delen van het Evangelie is ook naar de Schrift, aldus prof. dr. P.A. Siebesma in zijn boekje over Messiasbelijdende Joden: ‘De Joodse Paulus schreef in de brief aan de Romeinen over de Joden: ‘Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt?’ (Rom.10:14). Wat doen wij vandaag met die tekst?’

Herstelwerk

Maar in hoeverre de kerk hierin geslaagd is in de loop van de geschiedenis, is een vraag die ons met schaamte moet vervullen. Helaas heeft de kerk over het algemeen het tegenovergestelde bereikt en het antisemitisme theologisch gefundeerd en geïnspireerd. Er is hier nog veel herstelwerk te verrichten om vertrouwen op te bouwen. Dat vertrouwen kan beginnen door Joden te vertellen dat wij geloven dat zij nog steeds het volk zijn dat God verkoren heeft, dat Zijn beloften nog steeds voor hen gelden en dat wij als christenen dankbaar zijn dat wij die eertijds verre waren, vervreemd van de beloften en de verbonden, nabij mochten komen door het bloed van Christus.

En dan mogen we verwachting hebben van de Heilige Geest. In Ezechiël 39:27-29 lezen we: ‘Wanneer Ik hen uit de volken terugbreng en hen bijeenbreng uit de landen van hun vijanden, zal Ik door hen voor de ogen van veel heidenvolken geheiligd worden.

Dan zullen zij weten dat Ik, de Heere, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven. Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere Heere.’

Het slaande hart

Ds. C. den Boer beschrijft in de uitleg bij de Romeinenbrief de verbondenheid met Israël en het verlangen dat ze Jezus leren kennen, op een tere wijze, als hij zegt: ‘Israël is het slaande hart van de mensengeschiedenis. En als de christelijke kerk het heerlijke feest van Gods genade in Christus mag vieren, verlangt zij er dan niet tegelijk naar om dat te doen samen met de oudste broeder, samen met Israël?’ Zo mogen wij als gemeente van Christus ook bidden om de vervulling van Gods beloften aan Zijn volk Israël, elke zondag, maar zeker op de Israëlzondag.

Bijzondere plaats van Israël

Israël houdt als land en volk een bijzondere plaats in Gods heilsplan. Hiervoor zijn volgens de Messiasbelijdende Joodse rabbi dr. David Rudolph vijf bijbelse argumenten:

1. de gaven aan Israël,

2. de unieke plaats van Israël,

3. de roeping van Israël,

4. de bevestiging van Gods beloften aan Israël,

5. de onmogelijkheid om Israëls verkiezing te herroepen.

ds. P.G.I. van den Berg en ds. G.H. Molenaar
ds. P.G.I. van den Berg en ds. G.H. Molenaar