Waar bent u naar op zoek?

‘Berispelijk voorbeeld’

ds. M. van Kooten
Door: ds. M. van Kooten
21-10-2021

Jan Scharp (1756-1828) is misschien wel het meest bekend om de preek die hij hield zonder de letter r te gebruiken en ondertekend werd door Jan Welgeslepen.

Het was echter een vertaling van het sermoen van een Duitse predikant, die moeite had met het uitspreken van genoemde letter. Er zijn echter wezenlijker zaken te vermelden van Scharp.

Bevriend met de pastoor

Jan werd geboren in Den Haag als zoon van het hoofd der belastingen. Hij was een snelle leerling op de Latijnse school, alsmede op de theologische faculteit te Leiden. Hij deed op zijn zestiende levensjaar belijdenis van het geloof en was nog maar zeventien lentes toen hij zijn eerste preek hield in de Grote kerk van Tholen, over Romeinen 12:9a: ‘De liefde zij ongeveinsd.’

Sint Annaland, waar hij op zijn 22e verjaardag het ambt aanvaardde, werd zijn eerste gemeente. Hij voerde daar op 10 mei 1779 de nieuwe berijming in, die eigenlijk sinds 1773 in de meeste plaatsen in gebruik was genomen. Scharp blijkt op Tholen populair te zijn geweest, want in 1780 kreeg hij een beroep naar Poortvliet. Hiervoor bedankte hij.

Axel werd zijn volgende standplaats. Hij was daar bevriend met de pastoor en maakte een grafdicht op hem toen deze overleed. Een broer van de overleden pastoor liet het drukken. Dit veroorzaakte veel commotie. Hoe kon een gereformeerd predikant nu dichten over een pastoor: ‘Stort, christen, wie gij zijt, een traan op deze zerk. Hier rust een waardig lid der algemene kerk’? Ook haalde hij de gramschap over zich van de Axelse patriotten toen hij met biddag 1787 een preek hield tegen deze beweging. Hij werd zelfs uitgemaakt voor ‘de grootste oproerprediker uit de Republiek’. Voor Scharp was opstand tegen het Oranjehuis opstand tegen God, Die het Oranjehuis had gegeven.

Afgezet in Rotterdam

Acht jaar stond hij in deze Zeeuws-Vlaanderse gemeente, waarna hij naar Noordwijk Binnen vertrok. Die periode duurde slechts veertien maanden, want toen kwam er een beroep naar Rotterdam en dat nam hij aan.

In deze periode schreef hij, vanwege de grote invloed van de Verlichting – waaraan de namen van Voltaire en Rousseau verbonden waren en daaruit voorvloeiend de geest der Franse Revolutie – een boekwerk met als titel: Godgeleerd-historische verhandeling over de gevoelens, de gronden, het gewigtige voor de eeuwigheid en burgermaatschappijen, den voortgang en den tegenstand der hedendaagsche zoogenaamde verlichting en godsdienst-bestrijding (1793).

Zijn ambtsperiode in Rotterdam eindigde abrupt in 1796, omdat hij de eed op het nieuwe Bataafse regime niet wilde ondertekenen, nadat prins Willem V naar Engeland was uitgeweken. In die eed stond dat men nimmer zou medewerken aan het herstel van het ‘vernietigd Aristocratisch en Stadhouderlijk bestuur’. Dit weigerde hij pertinent. Omdat hij in de ondertekening de geest van de revolutie opmerkte en ook iets terugzag van de periode waarin Oldenbarneveldt raadspensionaris was, argumenteerde hij: ‘Ik behoor niet onder het getal der lieden, die naar de tijdsomstandigheden van gevoelens en taal veranderen, gelijk men van klederen verwisselt naar het seizoen.’ Afzetting was daarmee onvermijdelijk. Hij dichtte bij die omstandigheden:

Treur niet, lieve kerkgenoten

Die mij niet ten kansel ziet.

Jezus kan men niet verstoten.

Maar ik was uw Jezus niet.

Terugkeer naar de Maasstad

Scharp is toen vertrokken naar Loga in Oost-Friesland om pastoraat te bedrijven aan Oranjegezinden die daarheen waren gevlucht. In 1800 mocht hij echter terug naar Rotterdam. Er was een vacature ontstaan en zijn collega’s zagen hem graag terug. Wel moest hij beloven zich gehoorzaam te houden aan de tegenwoordige regering. Dit vond hij gemakkelijker te beloven dan de eed die eerder werd gevraagd. Op 23 november 1800 deed hij opnieuw intrede in de Maasstad. Een jaar na zijn terugkomst hield hij in 1801 in de Schotse kerk een preek op rijm, inclusief de liturgie. Zijn biograaf H.H. Barger schrijft: ‘Amen was het eenige woord proza dat in deze godsdienstoefening gebezigd werd.’ Ook werd hij lid van de commissie Evangelische Gezangen. Geen wonder, want hij was geen onverdienstelijk dichter, getuige het bekende lied ‘Alle roem is uitgesloten’. Tot zijn emeritaat in 1826 heeft hij Rotterdam gediend. Hij werd na zijn overlijden daar in de Laurenskerk begraven.

Bilderdijk schreef eens bij een portret van Scharp:

Weldenkend Rotterdam, eerbiedig in dees trekken, Den Leeraar, dien ge oprecht en naar verdienste mint, Die schitterend vernuft met kunde en smaak verbindt, En door belang noch vrees zijn boezem liet bevlekken Hij, trots den felsten storm op kerk en staatsbewind, Hield Christus zoenleer vast, en bleef Oranjes vrind.

‘Sluimachtig herder’

Scharp zelf was bescheidener. In Ernstige gedachten in de laatste dagen van mijn leven, zijn laatste geschrift vlak voor zijn sterven in 1828, schreef hij: ‘Ik heb mijzelf voor God, Die de donkerheid ziet en naar waarheid oordeelt, onderzocht, gelijk men het goud beproeft, en de slotsom blijft dezelfde: verloren zondaar, kind des toorns van natuur, los jongeling, zondig man, aan waan, eigenwijsheid, drift en lust misbruikte zinnelijkheid verslaafd, gebrekkig leraar, sluimachtig herder, berispelijk voorbeeld, ondankbaar onder zegen, morrende in verdriet, ongeduldig in lijden (…) driftig echtgenoot, onbedachtzaam vader, onoplettend hoofd des gezins, nalatig lid der maatschappij, grijs maar weinig verbeterd, en onrijp voor de hemel… (…)

En wanneer deze belijdenis mijner zonden in de handen komt van anderen dan herhale men, tot roem van Uw genade alleen, en tot bemoedigend voorbeeld voor arme zondaren, die geloven zullen in het Evangelie der verzoening van het Kruis van Golgotha: Ook aan dezen, die het Evangelie Gods gepredikt – ook aan deze die de genade Gods geloofd heeft – ook aan deze zondaar – nu geen zondaar meer – is barmhartigheid geschied.’

ds. M. van Kooten
ds. M. van Kooten