Waar bent u naar op zoek?

Bewuste keuze

Esther Visser
Door: Esther Visser
24-09-2020

Welke mensen gaan naar de belijdeniscatechese en met welk motief? Zijn er aan het eind van het seizoen vaak catechisanten die toch geen belijdenis doen? Waarom kiezen ze voor uitstel? Ds. C.G. Visser: ‘Op de laatste doopzitting had niet een van de ouders belijdenis gedaan.’

De eerste predikant van de vijf die ik telefonisch spreek, is ds. M.J. Middelkoop, predikant van de hervormde gemeente te Middelharnis (Goeree-Overflakkee). De zondag ervoor hebben drie mensen belijdenis gedaan: twee jongeren van net achttien en één wat ouder iemand. Dat hij twee mensen van achttien had, was bijzonder, want dat ziet de predikant niet vaak meer.

Meestal zijn ze in de twintig, getrouwd en met kinderen. Eerst willen jongvolwassenen alles aftasten – er is zoveel te verkennen. Het vanzelfsprekende is er vaak af. Geen mens doet meer belijdenis omdat het moet van de ouders, is ds. Middelkoops observatie.

Hoge drempel

Deze twee bevindingen – dat jongvolwassenen later belijdenis doen dan vroeger en dat het niet vanzelfsprekend is – hoor ik terug bij de meeste andere predikanten die ik spreek.

Ds. C.G. Visser uit Kootwijkerbroek ziet bijna geen mensen onder de 25 meer op belijdeniscatechese verschijnen. In het dorp in de Gelderse Vallei is men druk met huis, bedrijf en gezin – belijdenis doen verschijnt pas later aan de horizon. ‘Gisteravond had ik doopzitting en niet één van de ouders had al belijdenis gedaan. Dit zijn mensen die wel naar de kerk komen. Het is niet verplicht om eerst belijdenis te doen voordat je je kind laat dopen.’ Het gebeurt ook dat ouders aan het denken worden gezet over belijdenis doen doordat ze hun kind willen laten dopen.

In Rijssen ligt het anders. Daar komen sommigen (vaak met een hersteld hervormde of gereformeerde gemeente-achtergrond) op belijdeniscatechisatie omdat ze het jaar erop willen trouwen en dan dus hun eventuele kinderen kunnen laten dopen. De leeftijd om belijdenis te doen is in Rijssen de laatste jaren juist gedaald naar gemiddeld 22/23 jaar, aldus ds. J. van het Goor.

In Oud-Beijerland ligt de drempel om belijdenis te doen in de beleving van sommige mensen hoog. Vrij veel kerkgangers hebben die stap nooit gezet. Dat ligt niet aan het nodigingsbeleid van de predikant. Ds. J.J. ten Brinke legt uit dat deze terughoudendheid enerzijds te maken heeft met de gedachte dat je iets moet ‘kunnen’ en ergens aan moet ‘voldoen’ en anderzijds met de idee dat je gewoon bij de kerk kunt horen zonder belijdenis te doen. Over het algemeen vinden jongeren belijdenis doen op hun achttiende te vroeg, maar de predikant nodigt hen wel uit in een persoonlijk gesprek en probeert hen aan het denken te zetten over het belang van belijdenis doen.

In Den Haag komt ds. E.K. Foppen de drempel om belijdenis te doen ook tegen. Er wordt veel getwijfeld. ‘Mensen moeten allemaal zo goed weten hoe ze erin staan. Maar als je het te goed wilt weten, komt het er niet van. Je overvraagt jezelf misschien wel.’

Binden aan één gemeente

Is men ook terughoudend omdat men ervoor terugschrikt zich aan één gemeente te binden? In Oud- Beijerland zijn veel verschillende kerken en het gebeurt dat jongeren twijfelen over de kerk waarin ze zitten. Ook ds. Foppen komt dat tegen. ‘Ik ben hopeloos ouderwets: je hoort in de Protestantse Kerk thuis, niet in een afgescheiden gemeente – dat vind ik historisch niet te verantwoorden. Jongeren begrijpen mij daarin vaak niet.’

In Kootwijkerbroek komt ds. Visser het wat minder tegen, maar het gebeurt wel eens dat mensen naar een ander kerkgenootschap vertrekken. ‘Mensen zitten niet levenslang aan één gemeente vast,’ constateert de predikant. ‘Soms komen ze na vertrek weer terug, omdat ze diepgang missen.’

En vinden jongeren dat ze best christen kunnen zijn zonder naar de kerk te gaan? Dat ziet ds. Middelkoop in Middelharnis niet zo terug. Ook de andere predikanten herkennen het niet direct. ‘Men beseft: als ik niet naar de kerk ga, is het snel uit met mijn geloof,’ zegt ds. Foppen. ‘Daarom is corona ook zo’n ramp voor de kerk. Je hebt de diensten nodig.’ Ds. Van het Goor ziet de gedachte dat je christen kunt zijn zonder kerkgang onder jongeren de laatste tijd wel iets meer opkomen. ‘De vriendengroep is belangrijk, maar een aantal jongeren kan de gemeente wel missen.’

De meeste predikanten geven aan dat áls mensen komen tot belijdenis doen, het een bewuste keuze is met een behoorlijk fundament. Er is het verlangen om te leren, om de plaats in de gemeente in te nemen, om aan het heilig avondmaal te kunnen, om te verdiepen. In Rijssen geldt dit niet altijd. Catechisanten geven soms aan: ‘Ik ben er nu wel aan toe,’ met andere woorden, ik ben mijn wilde haren nu wat kwijt.

Uitstel, afstel?

Komt het vaak voor dat belijdeniscatechisanten aan het einde van het seizoen besluiten om toch geen belijdenis te doen? Sommige predikanten komen dat wel tegen. Catechisanten komen erachter dat bij belijdende leden een bepaalde levensstijl hoort en daar hebben ze (nog) geen zin in of ze hebben langer de tijd nodig om toe te groeien naar belijdenis doen. Is uitstel vaak afstel? Ja, zegt een van de predikanten. Als ze díe stap niet zetten, komen ze ook niet meer terug. ‘Het gebeurt wél dat jongeren van achttien een poosje van de radar verdwijnen en dan op hun 25e terugkomen op belijdeniscatechese.’ Een ander maakt het vrijwel nooit mee dat mensen aan het eind van het seizoen terugkrabbelen. Weer een ander ziet catechisanten soms wel terugkomen – een jaar later vaak.

Ds. Visser legt de uitnodiging om mee te doen breed neer. ‘Ik heb het niet over voorwaarden, alleen over de na-waarde: Jezus volgen betekent dat Hij waarde aan je leven gaat geven.’ Mensen die bij hem met aarzelingen beginnen, doen aan het einde van het seizoen meestal toch belijdenis. ‘In januari/februari laat ik hen een brief schrijven, waarin ze antwoord op een paar vragen moeten geven: Hoe is het nu met je geloof? Hoe is het door de jaren heen gegroeid? Wil je belijdenis doen? Bijna altijd breekt het besef door: nu begrijp ik waar het om gaat’, vertelt de predikant. In zijn gemeente, waar op een gewone zondagmorgen (pre-coronatijdperk) zo’n 800 mensen in de kerk zitten, gaan dit jaar veertien mensen belijdenis doen.

Ds. Foppen heeft dit jaar vijf belijdeniscatechisanten, van wie er twee straks ‘ja’ zullen zeggen.

Aanvankelijk waren dat er drie, maar er heeft zich toch nog iemand teruggetrokken. De twee die wél belijdenis doen, wisten al vanaf het begin van het seizoen zeker dat ze belijdenis wilden doen en dat bleef zo. Ze verlangen naar het heilig avondmaal. Dat is uniek, want meestal hebben mensen dat niet zo duidelijk voor zichzelf’, zegt ds. Foppen.

Toch hoop

Ds. Van het Goor maakt zich zorgen over het dalende aantal belijdeniscatechisanten. ‘Twintig jaar geleden hadden we jaarlijks rond de honderd mensen die belijdenis deden. Afgelopen jaar waren dat er maar 45. Verdeeld over zes wijkgemeenten is dat een mager aantal.’ En, als ze eenmaal een bepaalde leeftijd gepasseerd zijn, komt het vaak niet meer van belijdenis doen in Rijssen.

Meerderen van de geïnterviewde predikanten geven aan zich zorgen te maken over hoe de jongvolwassenen erbij te houden. Velen van hen gaan studeren, vaak als ze nog geen belijdenis gedaan hebben. Waar blijven die?

Hoewel er zorgen zijn om de kerk, ook in deze tijden van corona, klinkt er hoop door in de woorden van de predikanten. Hoop, omdat er steeds weer mensen zijn, jong en oud, die ‘ja’ zeggen tegen God, die verlangen naar het heilig avondmaal, naar het dienen van de kerk.

Esther Visser
Esther Visser