Bindend gezag
De traditie is van wezenlijke betekenis. We kunnen niet zonder. Tegelijk bevat het gereformeerd protestantisme een traditie-kritisch element. Deze tweeslag ga ik nu toepassen op een drietal gebieden: geloof, geloofsbeleving en kerkvorm.
Ik begin met dat van het geloof. Dat doe ik bewust. In een tijd waarin we druk bezig zijn met de kerk en de kerkvormen, zouden we zomaar vergeten dat het in de kerk om God gaat en dat de vraag naar het geloof in God daarom niet mag ondersneeuwen.
Geen rechte lijn
Nu komt niemand ‘per traditie’ tot geloof. Geloof is een nieuwe geboorte ‘door water en Geest’ en is niet een cadeautje van het voorgeslacht. In onze tijd zien we dat voor de meesten het bewuste geloof in Christus ook niet als vanzelf tot stand komt. In een tijd waarin bijna iedereen te maken krijgt met alternatieve vormen van geloof en wereldbeschouwing en waarin de secularisatie voor geen enkele muur stilstaat, is er niet meer die rechte lijn naar het geloof die vroeger tijden kenmerkte. In een bepaald opzicht komen we allemaal als verloren zonen en dochters tot Christus. Met C.S. Lewis is er op een of andere manier de ervaring van ‘verrast door vreugde’. Dat mag wel een urgentiebesef geven aan de levende verkondiging van het Evangelie. Voorgangers zijn geroepen tijdgenoten op de huid te komen en naar het hart te spreken en zich daarbij te realiseren dat traditie gebroken werkt. Maar is dat nu juist niet de ontdekking van de Reformatie geweest?
Binding
Welk nut heeft de traditie dan? Of moeten we het allemaal maar overlaten aan de Geest, Die waait waarheen Hij wil? Kan het dus alle kanten opgaan met de verkondiging? Dat is wel de permanente verzoeking van het moderne en postmoderne protestantisme.
Die verzoeking kan niet met een machtswoord worden uitgebannen. Verkondiging heeft dat avontuurlijke waarin, om met dr. O. Noordmans te spreken, ‘het dogma scheefgetrokken wordt’. Juist daarom is het van belang dat dogma niet uit het oog te verliezen. Hier ligt nu precies de betekenis van de traditie als binding. Daarbij is traditie, als het om de verkondiging gaat, vooral die van het credo, de Apostolische Geloofsbelijdenis en de geloofsbelijdenis van Nicea, en daarmee de traditie van de kerk van de kerkvaders. Traditie heeft bindend gezag. Juist zo blijft de verkondiging in het spoor van de apostelen en verdampt deze niet onder de hoogtezon van de tijdgeest.
De geloofsbeleving
Een tweede aandachtsgebied is dat van de geloofsbeleving en praktijk, de spiritualiteit. Het is nodig ook hierop te letten. Immers, wat is geloof zonder geloofsbeleving en praktijk? Ook hier zien we, net als bij het thema geloof, dat het geestelijke landschap is opgebroken. Dat geloof niet vaak meer per traditie werkt, heeft vooral zijn oorzaak in het feit dat de traditie van de geloofsbeleving en praktijk onderhevig is aan slijtage. In ieder geval moet de vraag gesteld worden in hoeverre de traditionele vormen van geloofsbeleving en praktijk nog zeggingskracht hebben voor een jongere generatie.
Velen van hen zoeken in dit opzicht naar inspiratie in evangelische, charismatische of katholiserende stromingen. Daar zijn natuurlijk kritische vragen bij te stellen. Is de evangelische spiritualiteit niet veel te postmodern, waardoor geloof een event-karakter krijgt, dat op gevoel drijft? Drijft een katholiserende spiritualiteit niet af van het sola fide en sola gratia?
Impulsen van buiten
Ik denk dat een gereformeerde spiritualiteit haar eigen kracht heeft. Deze ligt in de soberheid, de concentratie op het Woord, de huiscultuur die gestempeld is door Schrift en gebed, en het psalmgezang. Dat is nog steeds een bron van inspiratie. Toch heeft diezelfde gereformeerde spiritualiteit ook altijd impulsen van buiten ontvangen. Zo heeft het geestelij-ke leven in de eeuw van de Reformatie de invloeden van de Moderne Devotie ondergaan en heeft de bevindelijkheid van de Nadere Reformatie zich laten voeden door de twaalfde-eeuwse Benedictijnse spiritualiteit. Om die reden hoeft de gereformeerde traditie zich niet te isoleren en zich af te zetten tegen parallelle vormen van geloofsbeleving.
Geestelijke bronnen
Misschien nog belangrijker is de roeping van theologen om geestelijke bronnen te ontdekken, daaruit te putten en deze ook open te leggen voor anderen. Ik sta er regelmatig verbaasd van hoe armelijk de student in dit opzicht uit de theologische opleiding tevoorschijn komt. In hoeverre is deze echt behulpzaam bij het ontdekken van die bronnen en het beoefenen van geestelijk leven door die bronnen? In ieder geval mag van theologen en voorgangers verwacht worden dat ze hier wél uit putten. Dat zijn de bronnen van de eigen reformatorische traditie, waarbij Calvijn en Luther natuurlijk een zekere canonieke status hebben. Daar moet de theoloog niet bij blijven staan. Je leeft alleen vruchtbaar uit ‘eigen’ bronnen wanneer je ook weet te putten uit andere klassiek-christelijke literatuur. Zo arm hoef je je niet te maken. Zonder de inspiratie van de traditie als Fundgrube van geestelijk leven droogt de ziel op en worden we leeggezogen door de tijd en haar beslommeringen.
De kerkvorm
Als derde aandachtsgebied noem ik die van de kerkvormen, met name vanwege de experimenten hiermee in het kader van de pioniersplekken in de Protestantse Kerk. Voor de derde keer ontwaren we in onze tijd de breukvlakken. Veel zogenaamde ‘gevestigde’ kerken hebben het moeilijk en zien een terugloop in aantal kerkgangers. Er is veel discussie over revitaliseren van de wijkgemeente, alternatieve gemeenschapsvormen, doelgroepenkerk en huisgemeenten. De normale voortgang van het kerkelijke leven staat onder druk en de samenbindende kracht van de wijkgemeente verslapt.
Nu kan in zo’n situatie juist de herinnering aan de tijd van de Reformatie ons helpen. Met het wegvallen van de ‘totale kerkvorm’ van de Middeleeuwen moesten vooral de calvinistische kerken een nieuwe kerkvorm zoeken. Met name Calvijn heeft hier een scheppende hand in gehad. Zo ontstond een sobere, flexibele, ‘democratische’ kerkvorm waarin het vooral om de inhoud ging. Tot op de dag van vandaag werkt deze kerkvorm na. Wij zijn geroepen deze erfenis te gedenken en te blijven ontwikkelen. Kerkzijn, zeker in zijn gereformeerde vorm, is er een tussen traditie en vernieuwing. Daarbij is er een belangrijke rol voor diezelfde gereformeerde traditie. Die loopt ons niet in de weg als het gaat om het beproeven van nieuwe kerkvormen, maar heeft wel een ‘regulerende’ werking, die voorkomt dat er wildgroei ontstaat, die geen wortels heeft.
Katholiciteit en ambt
Ik zie twee momenten van die traditie die hierin helpen. Ik noem ze kort. Allereerst zal elke nieuwe kerkvorm zich moeten verstaan als onderdeel van de ‘katholieke’ (algemene) christelijke kerk, wil ze niet sektarisch worden. Een kerkvorm die met de rug naar deze katholiciteit gaat staan, zal geen blijvende betekenis hebben. Hierin zie ik een belangrijke rol voor de theologie weggelegd, die juist aan deze katholiciteit herinnert.
In de tweede plaats zal het ambt blijvende betekenis hebben. Niet dat alles van het ambt uit moet gaan, maar het ambt (liever nog: de ambten) houden toezicht op experimenten en nieuwe ontwikkelingen. Ooit ontstond er in Antiochië een nieuwe kerk waarin ook de heidenen meededen. Jeruzalem zonderde toen Barnabas af, die zich verheugde over wat hij zag en tegelijk ‘spoorde hij hen allen aan om met een hartelijk voornemen bij de Heere te blijven’ (Hand.11:23). Een pioniersplek die ‘voor zichzelf wil beginnen’ en dit opzicht van het ambt negeert, is geen legitieme ontwikkeling van de kerk. De traditie loopt de kerk niet in de weg, maar heeft wel een regulerende, toezichthoudende werking en vervult daarin een belangrijke rol in de kerk van Christus.