Waar bent u naar op zoek?

Blij met Gods toezegging

Ds. G.H. Kruijmer
Door: Ds. G.H. Kruijmer
05-08-2021

Ik ben verblijd over Uw belofte, als iemand die een grote buit vindt. Psalm 119:162

We ontmoeten in Psalm 119 iemand die wordt achtervolgd. Hij is op de vlucht en probeert zijn belagers te ontwijken. Hij voelt zich als een opgejaagd dier. Maar het is niet de slechtste periode uit zijn leven. Integendeel zelfs: ‘Voor Uw woord heeft mijn hart diep ontzag gehad.’ (vs.161)

Deze man wordt niet achtervolgd door de politie vanwege een misdrijf. Hij wordt niet achtervolgd door de belastingdienst vanwege fraude of vermeende fraude. Vorsten achtervolgen hem zonder oorzaak. Er is geen enkele reden voor. Bij zijn achtervolging hoeft hij echter niet in het donker te gaan.

Termen voor de Thora

Het gaat in heel deze psalm over het woord van God. In dit gedeelte gebruikt de dichter zeven verschillende termen voor de Thora. Met deze woorden benoemt hij de verschillende facetten. In een variatie van woorden wordt gesproken over hét Woord, menselijke woorden die verwijzen naar het woord van God. In bijna alle verzen van Psalm 119 wordt naar de Schrift verwezen. In 171 van de 176 verzen staat een verwijzing. Zo gebruikt de dichter het woord dabar. Dit is de meest algemene aanduiding voor Gods openbaring. In vers 162 staat het woord imra, dat belofte of toezegging betekent. Het is alles wat God heeft gesproken tot mensen. Onverdiend, maar ook onmisbaar. Het komt als een geschenk uit de hemel, het is een licht in de donkere nacht.

Iets heel kostbaars

Terwijl de dichter wordt achtervolgd, ontdekt hij iets heel kostbaars. Hij vindt een grote buit. Het woord van God is als een kostbare schat. Het doet denken aan de buit in een tijd van oorlog. Voor wie is die buit? De buit is voor de overwinnaar. Niet de vorsten vinden deze schat, maar de dichter. Het woord van God is voor hem het allerkostbaarste dat op aarde te vinden is. Waardevol en waardevast. Het is niet in geld, niet in aandelen, niet in vastgoed uit te drukken. Dat heeft de dichter ondervonden. Toen hij moest vluchten, ontdekte hij juist dát.

Wat heeft hij dan gevonden? ‘Uw belofte’ of ‘toezegging’. Het is afgeleid van het werkwoord zeggen. Blader maar terug in de Bijbel, kort na de zondeval heeft God al gesproken. In de moederbelofte, de moeder van alle beloften. Hij heeft gezegd dat Hij zou komen om te verlossen. Denk aan Zijn belofte gesproken tot Abraham dat Hij hem tot een groot volk zou maken om alle geslachten van de aarde te zegenen. Denk aan de geweldige belofte gegeven aan Jozua: ‘Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten. Wees sterk en moedig.’

Hij zegt het ons altijd persoonlijk. Luther heeft eens gezegd dat God nooit met de mens gehandeld heeft dan alleen op de wijze van de belofte. En dat de mens nooit met God handelen kan dan ook alleen maar op de wijze van het geloof in de belofte.

Begin van veel meer

De dichter spreekt over vinden. In die zin zit een opdracht om te zoeken. We worden aangespoord door de Heere Jezus Zelf: ‘Zoek en je zult vinden.’ Het vinden brengt grote vreugde met zich mee, blijdschap over de grote buit, blijdschap over Gods toezegging. Het wordt de dichter zomaar toegeworpen.

Deze belofte is het begin van veel meer. Het is een toezegging met eeuwigheidswaarde. Lees wat de profeet Jesaja erover zegt (9:2): ‘U hebt dit volk talrijk gemaakt; hebt U niet de blijdschap groot gemaakt? Zij zullen blij zijn voor Uw aangezicht, zoals men zich verblijdt bij de oogst, zoals men zich verheugt wanneer men de buit verdeelt.’ Dan volgt de geweldige belofte dat een Kind ons is geboren, een Zoon ons is gegeven.

Vreugde

Zo ontmoeten wij de Heere Jezus in Psalm 119. Deze buit is door Hem behaald en door Hem betaald. De belofte door God gegeven, is door Hem vervuld. Het is genade om die te mogen vinden, om die zomaar te vinden, terwijl je nergens recht op had. De schat ligt zomaar voor het oprapen. Verblijd over Uw toezegging. Wie die mag vinden, heeft een schat die is weggelegd in de hemelen. Vreugde vervult dan je hart. Zo eindigt de psalm ook: ‘Mijn lippen vloeien over van lofzang…. Mijn tong zal Uw woorden bezingen… Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven.’

Ds. G.H. Kruijmer
Ds. G.H. Kruijmer