Boek van de verwachting
In het Oude Testament wordt er steeds geprofeteerd over de komende verlossing en Verlosser. Gaandeweg openbaart God Zich in de concrete geschiedenis van Israël. Met recht kunnen we het Oude Testament het boek van de verwachting noemen.
Zonder de oudtestamentische achtergrond is Jezus’ komst en optreden niet te begrijpen. Deze achtergrond en erfenis wordt door Jezus Zelf volledig aanvaard. Als kind ondergaat Hij de oudtestamentische rituelen van besnijdenis en presentatie in de tempel (Luk.2:21-24). Trouw gaat Hij op naar het heiligdom in Jeruzalem, want Hij wil ‘zijn in de dingen van Zijn Vader’ (Luk.2:41-52). Door Zijn voorloper Johannes wordt Christus’ komst beschreven als de vervulling van Jesaja 40:1-11 (Luk.3:4-6). Zacharias, Simeon en Maria bezingen Hem in sterk door het Oude Testament bepaalde lofzangen.
Geen afstand
Op geen enkele wijze tornt Jezus aan Gods instellingen. Hij bezoekt de grote feesten in Jeruzalem, zoals het Pascha en het Loofhuttenfeest. Melaatsen die genezen worden, krijgen de opdracht om zich aan de priester te vertonen en de voorgeschreven offers te brengen (Matt.8:4 en Luk.17:14). Hij noemt de tempel het ‘huis van Zijn Vader’ en zet zich in voor de reinheid ervan (Joh.2:16). De ijver voor Gods huis verslindt Hem daarbij (Joh.2:17, zie Ps.69:10).
Jezus neemt op geen enkele manier afstand van het Oude Testament. Wel veroordeelt Hij de eigenmachtige uitleg van de Farizeeërs, waarbij de liefde verdween en offers de plaats van gehoorzaamheid innamen (Matt.9:13; 12:7 en 15:8). Dezelfde kritiek op veruiterlijking van de eredienst vinden we echter al in het Oude Testament. Jezus citeert deze woorden (Hos.6:6; Mi.6:8 en Jes.29:13). Als Jezus sterft, neemt Hij psalmwoorden in de mond: Psalm 22:2 en Psalm 31:6. Kortom, Jezus leeft in het Oude Testament en het Oude Testament komt door Hem helemaal tot leven.
Gods belofte van herstel
Wij kunnen het Oude Testament het boek van de verwachting noemen. Telkens wordt er geprofeteerd van de komende verlossing en Verlosser. Dit begint al in Genesis 3:15. Tegenover de vloek die op de aarde rust, staat Gods belofte van herstel. Met Abraham en diens nageslacht gaat Hij een verbond aan. In het verbond bij de Sinaï krijgt het volk wetten om Gods wil te kennen en te doen. Tegelijk komt er een systeem van offers en reinigingen, waardoor hun zonden en falen vergeven worden. De Grote Verzoendag is hiervan het centrum (Lev.16). God komt onder hen wonen als een voorlopige gestalte van het Immanuelgeheimenis: God met ons (Joh.1:14).
De komende Verlosser wordt vooral als koning gezien. Hij zal uit Juda komen (Gen.49:8-12). De gestalte van David wordt het centrum van deze Messiaanse verwachting. De verlossing zal komen door de gezalfde Koning (Messias) uit het Davidische geslacht (zie onder andere Jes.7:14-16; 9:1-6; 11:1-10; 32:1-2 en Jer.23:6). Tegelijk wordt – onder andere door Jesaja – benadrukt dat deze koning tevens een profetische en een priesterlijke taak heeft. Hij verkondigt Gods heil (Jes.42:2-4) en brengt het offer van Zijn leven (Jes.53, zie ook Ps.40:7-12).
Eigensoortig karakter
Het Oude Testament is vol van messiaanse verwachting. De verlossing komt van God. Hij brengt de geschiedenis tot Zijn doel en maakt daarbij gebruik van Zijn Vertegenwoordiger: de Messias. We vinden echter nergens een samenvattende en systematische uiteenzetting hiervan. Dit heeft te maken met de manier waarop God Zich openbaart, namelijk gaandeweg en in de concrete geschiedenis van Israël. Een voorbeeld hiervan is de belofte dat de Messias in Bethlehem geboren zal worden. De schriftgeleerden informeren de wijzen uit het Oosten over deze tekst uit Micha 5:1. En zo gaan ze op pad naar Bethlehem. Wie echter heel Micha 5 leest, hoort dat de beloofde koning het volk zal verlossen van Assyrië. Dit laatste is tekenend voor de bijbelse profetie. In de beloofde verlossing klinkt de concrete nood van Micha’s tijdgenoten door: de Assyrische dreiging. Messiaanse voorzeggingen hebben een actuele boodschap voor de con-crete hoorders van toen. Het zijn niet zomaar tijdloze voorzeggingen die over de hoofden van de toenmalige hoorders heen gesproken zijn. Ze hebben echter zeker ook een boodschap voor latere geslachten.
Verrassende wendingen
Dit betekent dat een profetie een diepere lading kan hebben dan de profeten zelf wellicht vermoedden. Hierop wijst Petrus: ‘de profeten bedienden niet zichzelf, maar ons.’ (1 Petr.1:12) Pas in later tijd kan de diepte van de Schrift helemaal opengaan. Een voorbeeld hiervan is de belofte in Jesaja 7:14: ‘Een maagd zal zwanger worden en een zoon baren.’ Het woord almah dat in de Hebreeuwse tekst gebruikt wordt, kan ‘jonge vrouw’ betekenen. Hier hoeft nog niet de maagdelijke geboorte mee bedoeld te zijn. In het Nieuwe Testament is dat echter wel het geval. Jezus is uit de maagd (Grieks: parthenos) Maria geboren. Hier is de meerduidigheid bewust weggehaald. De Heilige Geest scherpt in de heilsgeschiedenis blijkbaar gaandeweg Zijn eigen woord aan en verdiept het. Mattheüs 1:23 is een nadere invulling en toespitsing van Jesaja 7:14.
Vanuit het licht van Gods voortgaande openbaring komen teksten weleens in een ander licht te staan. Daarmee vervluchtigt de oorspronkelijke betekenis niet, maar wordt deze juist geconcretiseerd en uitgewerkt. De verbinding tussen beloften en vervulling is niet steeds een directe lijn. Gods openbaring zit vol verrassende wendingen en heeft een eigen dynamiek. Het Oude Testament wacht op het Nieuwe, want zonder het Nieuwe is het Oude niet af. Aan het eind van het Oude Testament is immers de beloofde verlossing nog niet gekomen. Abraham heeft in het geloof Christus’ dag gezien en zich erover verblijd (Joh.8: 57). Oudtestamentische gelovigen hebben in geloof zich over deze dag verblijd. Hebreeën 11 noemt een lange reeks oudtestamentische gelovigen die de belofte in het geloof omhelsden, maar de vervulling ervan in hun leven niet meemaakten. De nieuwtestamentische voltooiing zou immers pas later komen (Hebr.11:40).