Boekbespreking
Els Florijn De engelen van Elisabeth. Uitg. Mozaïek, Utrecht; 252 blz.; € 21,99.
Brengt Els Florijn in elke nieuwe roman een stukje geschiedenis meer tot leven, mensen uit oude tijden dichter bij je hart? Ja, zei ik, toen Rode papaver verscheen, de historische oorlogsroman over verpleegkundigen aan het front, België, Eerste Wereldoorlog. Ja, zeg ik drie jaar later opnieuw, nu De engelen van Elisabeth verscheen, spelend op de straten van Dordrecht, 1890, in huisjes waar armoede de geur bepaalt, spelend in een gesticht waarin de 23-jarige Elisabeth zonder zorgvuldige medische weging en psychiatrische duiding opgesloten wordt, beschuldigd van moord op haar twee meisjes.
‘Ze komen mij halen. Twee mannen, met zwarte jassen aan en zwarte hoeden op, die ze afnemen, niet voor mij, maar om door de lage deur te kunnen.’ Florijns openingszin maakt je meteen betrokken, haar stijl trekt je het verhaal in, een geschiedenis uit 1890 die je ook 130 jaar later verdrietig maakt. Zonder vaderliefde koestert Elisabeth zich als kind in de bescherming van haar moeder. Tot de levensvlam van haar moeder dooft – ‘de geur van sterven kreeg ik ons huis niet uit, ze leek van binnenuit langzaam te verteren’. ‘De dokter in huis. Ik stelde me voor dat zijn aanwezigheid de muren zou laten scheuren zodat de waarheid uit de stenen zou breken, ze zouden opensplijten onder het geweld van zijn aanwezigheid en hij zou weten hoe het werkelijk was gegaan.’
In Elisabeths leven komt de waarheid niet aan het licht, zodat onrecht haar deel is, opsluiting in een gesticht nadat ze krankzinnig verklaard wordt. Gekluisterd in tochtige ruimten, met harde hand in koude baden gezet, met een sleutelbos geslagen, blijft ze op de been door de hunkering naar zoontje Jan, ook door de waarheid die in haar leeft en waardoor ze innerlijke vrijheid en menselijke waardigheid vasthoudt, én geestelijk ruimte om te denken en te dromen. Het is ook de waarheid van Zacharia 8, het nieuwe Jeruzalem, waartoe haar meisjes geboren zijn, de stad waar in elke poort een engel staat.
Genade is het die zich in het kwetsbare leven van Elisabeth de Lange koppelt aan waarheid. ‘Het woord vormt zich in mijn gedachten. Genade. Ik draai het om en om in mijn hoofd, proef het, stel me de geur voor, ik knip het in klanken en maak het weer heel, tot mijn hoofd met alleen met dat woord is gevuld.’ Als je naasten je marginaliseren, de samenleving je isoleert, krijgt Elisabeths gedachteleven diepte in het ‘Barmhartig is de Heer en zeer genadig.’ Zo kan de strekking van een christelijke roman je raken als was het de preek zelf, het Woord zelf.
P.J. Vergunst