Boekbespreking
Theo Pleizier, Bärry Hartog, Benno van den Toren (red.) Improviseren in Gods drama. De Theologie van Kevin Vanhoozer voor de kerk van Nederland. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht; 256 blz.; € 20.
De Amerikaanse professor in de dogmatiek Kevin Vanhoozer publiceerde in 2005 een studie over hermeneutiek, die al snel invloedrijk werd, The drama of doctrine. Het is een overkoepelend en verstrekkend voorstel, waarin hij dogmatiek, bijbelwetenschappen en de praktijk van de gemeenten op elkaar wil betrekken.
Vanhoozer wil enerzijds een orthodox geluid laten horen. Hij legt grote nadruk op de betekenis van de Bijbel als afgesloten canon. De kerk is gehouden aan de Schrift. Anderzijds wil hij niet gerekend worden bij de Amerikaanse conservatieve theologen, die hij fundamentalisme verwijt. Hij wil de Bijbel niet lezen als een verzameling eeuwige waarheden. Daarom maakt hij gebruik van het begrip speech-act. Dat betekent: onze woorden zijn méér dan alleen woorden, ze dóén iets. Dat geldt te meer voor Gods Woord: dat is tegelijk ook daad, een dynamisch gebeuren, gericht op het komende Koninkrijk.
Vanhoozer stelt voor om de gang van God door de geschiedenis heen te verstaan als een drama. Omdat Gód daarvan de ontwerper en gangmaker is, is het een theo-drama. Maar de mens speelt ook een rol. Vanhoozer verdeelt het toneelstuk in vijf bedrijven:
1. schepping en val;
2. Oude Testament, geschiedenis van Israël;
3. Jezus Christus;
4. de kerk;
5. het eschaton, het volmaakte Rijk van God.
De Bijbel is te vergelijken met het script van een toneelstuk. De eerste drie bedrijven zijn daarin beschreven, de vierde niet. De kerk moet in het vierde bedrijf haar eigen weg zoeken door de tijd, in steeds veranderende contexten. Daarvoor is nodig dat de gelovigen improviseren, met vrijmoedigheid, spontaniteit en vindingrijkheid. Niet op goed geluk, maar op basis van het script. De kerk schrijft niet haar eigen verhaal, ze is gebonden aan de Schrift. De kerk is als een theatergezelschap dat al improviserend een straattheater opvoert. Die improvisatie is dus niet vrij, maar juist in lijn met de Bijbel (de canon). Dat is het vertrekpunt. Tegelijk heeft de gemeente verbeeldingskracht nodig om voort te borduren op de eerste drie bedrijven, onderweg naar de wederkomst. Dat is het doel, daar moet het heen. De kerk gaat haar weg onder leiding van de Heilige Geest. De predikant is geroepen het script goed uit te leggen aan de gemeente én om de tijd te duiden. Hij helpt de gelovigen om op verantwoorde manier het toneelstuk verder te brengen.
Op deze manier wil Vanhoozer enerzijds nadruk leggen op de onopgeefbare plaats van de Bijbel en anderzijds tegelijk ook ruimte scheppen voor de verantwoordelijkheid en de rol van de kerk. Daarbij onderstreept hij de doorslaggevende betekenis van het derde bedrijf: in Christus is God Zelf op het toneel verschenen. De Zoon van God is de eerste acteur. De Heilige Geest is de regisseur. De predikant is de dramaturg, de gemeente voert een act op.
In een postacademische werkgroep van de Protestantse Theologische Universiteit heeft een groep theologen zich verdiept in het werk van Vanhoozer. Dertien deelnemers schreven een essay. Mooi voorbeeld van theologiebeoefening! Het resultaat is een bundel met een waaier van gedachten over de betekenis van Vanhoozer voor de kerk in Nederland.
Uit deze bundel essays ontstaat de indruk dat Vanhoozer niet altijd even scherp maakt wat hij precies bedoelt. De metafoor van het drama legt in de praktijk een grote druk op de gemeente, die het vierde bedrijf tot een goed einde moet brengen. Maar hoe precies? Verschillende schrijvers signaleren dat Vanhoozer zelf lijkt terug te schrikken voor de consequenties van zijn eigen voorstel, met name in de ethiek. Ze bepleiten minder krampachtigheid, meer vrijheid voor de gelovige mens als medewerker van God in Zijn drama. Spannende vraag is voor mij: wanneer de kerk met een beroep op de regie van de Heilige Geest al improviserend vérder wil komen dan het geschreven Woord, welk mechanisme is er dan om dat in goede banen te leiden? Vanhoozer zal zeggen dat de canon de koers bepaalt, maar tegelijk hamert hij op de verbeeldingskracht van de gemeente in de vrijheid van de Geest. Ook vraag ik mij af of het eerste en tweede bedrijf in feite nog wel meedoen. Raken ze niet uit het vizier onder de druk van de dynamiek van het drama? Thomas Bakker stelt de vraag hoe Vanhoozer de verhouding tussen schepping en herschepping ziet. Dit boek zal vooral door theologen gelezen worden, vermoed ik. Onder predikanten is de metafoor van het theo-drama breed aanvaard. Een metafoor wil verhelderen, als een gelijkenis. Maar wat gebeurt er wanneer we álles in één metafoor willen persen? Vragen te over! Deze bundel essays geeft een goede inleiding in het denken van Vanhoozer, ook in vergelijking met Sam Wells en N.T. Wright. De laatste vijf hoofdstukken geven praktijkvoorbeelden van hoe de theologie van Vanhoozer helpt om het functioneren van een predikant te doorlichten.