Boekbesprekingen
Dr. H. de Jong God is anders. Uitg. Van Wijnen, Franeker; 124 blz.; € 17,50.
‘Hoe de eeuwige verkiezing een echt heilsplan blijkt te zijn.’ Dát is waar het dr. H. de Jong, emeritus predikant van de Nederlands Gereformeerde Kerken, om te doen is. Zijn pennenvrucht (te typeren als een zwanenzang) is het overwegen meer dan waard.
Het boekje opent met een opstel over ‘Gods verkiezing-in-Christus’. De schrijver zelf noemt ‘dit studietje een verwerking van het Bijbelse en confessionele gegeven dat Gods verkiezing een verkiezing in Christus genoemd wordt’. Wie het opstel leest, wordt geraakt door de hartstocht waarmee de auteur verlangt de vreugde van Gods verkiezing te bezingen. Dr. De Jong zoekt het gesprek met de Dordtse Leerregels (DL) en ontkomt naar eigen zeggen niet aan een stukje kritiek. Die is vooral gelegen in zijn waarneming dat je in de DL niet tegenkomt ‘dat Christus zelf Gods uitverkorene bij uitstek is die ook zelf verkiest’. Daarbij verwijst de auteur onder meer naar Johannes 15:9, waar Christus zegt: ‘Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader Mij heeft liefgehad.’
Terecht signaleert en bestrijdt dr. De Jong een misverstaan, zoals dat tot uiting komt in twijfelachtige uitlatingen van oprechte christenen: ‘Ik geloof wel, maar ja, die verkiezing, hè?’ Dan blijkt de belijdenis van Gods verkiezing een struikelblok te zijn voor de zekerheid van het geloof. Mede met het oog daarop onderscheidt de auteur het bijbelse spreken over ‘de verkiezing’ van ‘het eerbiedwekkende verschijnsel van de predestinatie, de voorverordinering van wie behouden wordt en wie niet’. Alleen bij Christus vallen beide samen. Pastoraal getoonzet lezen we: ‘Iedere gelovige die twijfelt of hij wel of niet behouden is, mag met die twijfel naar Christus gaan om zich door het geloof in diens voorgekendheid en verkiezing te bergen.’ Als dr. De Jong vervolgens schrijft: ‘En dat maakt dan zijn verkiezing tot verkiezing van eeuwigheid, van vóór de grondlegging der wereld…’, dan begrijp ik de pastorale bedoeling, maar vraag ik tegelijk of hiermee voldoende recht wordt gedaan aan het soevereine karakter van Gods eeuwige, persoonlijke en verkiezende liefde. Al met al meen ik dat de schrijver zich vooral keert tegen misvattingen in het spreken over Gods verkiezing, die wellicht ook ontstaan zijn door een geïsoleerd en daarmee verkeerd gebruik van de DL. Wie de DL anders leest dan als een loflied op de verkiezende God, raakt (inderdaad!) op een dwaalspoor. En ja, dan val ik mijn oude broeder bij: ‘Voor ons mensen is de verkiezing altijd verkiezing-in-Christus’. En: ‘de voorbeschikking hoort voor ons mensen in de nabeschouwing thuis’. Gelovig nadenken over Gods voorbeschikking werkt eerbied, bescheidenheid en dankbaarheid.
Na het eerste opstel biedt het boekje een twaalftal hoofdstukjes met een weerslag van preken en bijbelstudies, veelal afgesloten met een lofzegging op de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Soms wordt wat ongenuanceerd gesproken over ‘de Joden’; dat had mijns inziens anders gemoeten. Tastbaar wordt hoe ‘verrassend anders’ de God van de Bijbel is. Let wel: niet anders dan de Schrift zegt, maar wel anders dan wij denken. ‘Alles komt erop aan dat we God God laten zijn.’ De wat van elkaar losstaande studies laten zich lezen als een uitwerking én onderbouwing van het epistel waar het de schrijver om te doen was: ‘Gods verkiezing-in-Christus’. Dankbaar zijn we dr. De Jong voor zijn overwegingen. God is altijd groter.