Waar bent u naar op zoek?

Boekbesprekingen

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
19-01-2023

Syp Wynia, Henk-Jan Prosman e.a. De linkse kerk. Hoe calvinistisch Nederland steeds dezelfde afslag neemt. Uitg. Blauwburgwal, Amsterdam; 264 blz.; € 23,50.

Uit een mengeling van nieuwsgierigheid en verbazing is De linkse kerk geboren, een bundel artikelen waarin geanalyseerd wordt hoe het kan dat bolwerken van cultureel, politiek en religieus conservatisme (Anti-Revolutionaire Partij, Vrije Universiteit, NCRV) vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw dragers werden van progressieve, linkse en zelfs vrijzinnige ambities. De auteurs bieden zo met elkaar een overzicht van de invloedrijke (sleutel)- rol die (kerkelijk) gereformeerden hadden bij ‘de progressieve kanteling van Nederland’. Met name aan de hand van de buitenlandse politiek (de interesse voor de dissidenten in communistisch Tsjechoslowakije, de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië, de Amerikaanse oorlog in Vietnam en de apartheid in Zuid-Afrika) laten de auteurs zien dat de posities van kerkelijke en politieke opinieleiders sterk veranderden. Een combinatie van progressieve politiek en religieus idealisme leidde nogal eens tot steun voor marxistische bewegingen. Dr. Henk-Jan Prosman noemt ‘Nieuw-Guinea’ de ommekeer in het christelijke politieke denken van met name de ARP. Kamerlid Martin Bosma (dat hij de PVV vertegenwoordigt, meldt de bundel niet) beschrijft dat de kerken de steun aan het Afrikaanse Nationaal Congres in Zuid-Afrika (door Amerika lang als terroristische organisatie beschouwd) tot de essentie van het christendom rekenden, dat de hervormde synodepreses ds. H. Huting het ANC zelfs met wapens steunen wilde. In de Vietnambeweging (gericht tegen de oorlog van Amerika in dat land) ging onder meer de gereformeerde zendingsman Joh. Verkuyl voorop, terwijl de Vrije Universiteit onvoorwaardelijke steun gaf aan het communistische Noord-Vietnam. Uitvoerig op deze thema’s ingaan kan hier niet, duidelijk is dat ontwikkelingshulp de essentie werd van ware christelijke politiek. Ondertussen – een rode draad in deze bundel – ging de ontkerkelijking snel verder.

De auteurs constateren dat de wending naar het progressieve inmiddels ook EO en ChristenUnie bereikt hebben, waarbij vooral op de CU ingezoomd wordt, de partij die zichzelf nu presenteert als ‘het sociale alternatief voor het CDA en het christelijke alternatief voor GroenLinks’ en waar idealen het gewonnen hebben van principes. Als evenwichtig ervoer ik de hoofdstukken van dr. T.A. Boer over een abortusrapport dat de tijdgeest verraadt (maar, ‘dat met name protestantse kerken in Nederland ‘linkse kerken’ zijn, is wat mij betreft niet waar’) en dr. A.A.A. Prosman, die onderbouwd verwoordt dat Israël zijn theologische plaats in het protestantse belijden krijgt, terwijl er in de kerk steeds minder steun blijkt te zijn voor de jonge staat. Tot slot, opvallend kritisch is dit boek over de identiteit van de Protestantse Kerk, formuleringen die nogal eens als een bewering klinken. Redacteur Syp Winia schrijft dat de kerk na 2004 ‘meteen overwegend een progressief-gereformeerd karakter’ had, terwijl Wim Berkelaar de kerk een ‘halfzachte humanistische organisatie’ noemt, een kerk ‘voor brave, onberispelijke burgers die het goede voor hadden en hebben met hun medemensen en begaan zijn met milieu en Derde Wereld’. Als Berkelaar ook schrijft dat de Hersteld Hervormde Kerk ontstaan is uit onvrede met de ‘verwaterde christelijke boodschap die men in de PKN meende te ontwaren’, dan blijkt dat deze auteurs te veel van de buitenkant oordelen, zonder gedegen kennis van zaken.

Onmiskenbaar wordt in De linkse kerk een dominante trend opgespoord: (neo-)gereformeerde organisaties of zelfs (gereformeerde of hervormde) synodes die in progressief vaarwater belanden. Over het protest hiertegen (onder meer via het ‘Getuigenis’ uit 1971) lees ik echter niets, terwijl veel formuleringen in dit boek zorgvuldiger gekund hadden.

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst