Boekbesprekingen
Adriaan van Belzen Verwachten wij die grote dag...?! Uitg. Lucas Boeken, Tholen; 276 blz.; € 22,50.
Met kennis van zaken over de thematiek interviewt Adriaan van Belzen in Verwachten wij die grote dag…?! zeventien predikanten uit de gereformeerde gezindte. Dat betekent in elk hoofdstuk uitleg van Schriftgegevens, met name van het boek Openbaring, aandacht voor Israël, zowel troost en appèl als ernst en waarschuwing. Ook is er oog voor de persoonlijke geloofsverwachting. Elke bijdrage brengt de lezer bij de vraag uit de titel. De hervormde predikanten die aan het woord komen, zijn H. van den Belt, D.J. Budding (zie ook pag.21), J. Hoek en G. van Zanden. In deze bundel komen we verder uitvoerige gesprekken tegen met onder meer ds. P.D.J. Buijs, ds. W. Harinck, dr. W.J. op ’t Hof, ds. A. Kort en ds. C. van Velzen. Dr. Van den Belt leert ons dat in het boek Openbaring beeldtaal gebruikt wordt, dat er sprake is van een cyclus, waarbij herhaling en intensivering kunnen plaatsvinden. Hij spreekt het Woord na als hij opmerkt dat Gods oordeel geheel rechtvaardig zijn zal, zowel huiveringwekkend als troostrijk.
Ds. Budding, die eerder een bijbels dagboek bij het boek Openbaring schreef (Alle oog zal Hem zien), toont zich ingevoerd in het thema. Aangrijpend is te lezen dat de grote afval er één van totaliteit zal zijn, waardoor ‘de openbare verkondiging van het zuivere Evangelie zo goed als verdwenen zal zijn’. Evenzeer raakt het te lezen dat ds. Budding verwoordt dat terwijl Nederland vooropgaat in de zonde, ‘we mogen verwachten dat als Gods oordelen zullen losbreken, we ook als één van de eersten aan de beurt zullen zijn’. Verwachtingsvol is deze uitspraak van hem: ‘De Joden zullen als de beste zendelingen het middel zijn voor een wereldwijde opwekking.’ Met instemming haalt hij een woord uit Handelingen 24 aan, waar Paulus tegen Felix spreekt over rechtvaardigheid, matigheid en het komende oordeel. Ook dr. J. Hoek heeft eerder studie van de toekomst gemaakt, onder meer in zijn boek Hoop op God. Hij verwoordt dat er nog dingen staan te gebeuren voor Jezus weerkomt, waardoor hij het onvoorzichtig vindt op de preekstoel te zeggen dat Hij ‘vannacht of morgen kan terugkomen. Dan zou ik liever het woord spoedig gebruiken’. Aan het slot van het gesprek met hem pleit prof. Hoek ervoor om ‘in (inter)kerkelijke ontmoetingen de gezamenlijke verwachting van de komende Christus als uitgangspunt te nemen en onderlinge verschillen in dat licht te bezien’.
Dr. G. van Zanden is impliciet wat kritisch naar de auteur van deze bundel: ‘Als je wérkelijk zou geloven dat Hij haastiglijk komt, dan ga je er geen boeken over schrijven, maar ga je ermee op de knieën.’ Zijn opmerkingen zijn naar mijn besef minder dan bij zijn collega’s uit de Schrift te herleiden, zoals: ‘Op het moment dat Adam en Eva het paradijs werden uitgezet, werd de wereldklok op vijf voor twaalf gezet. Nog even!’ Of: ‘Ik geloof dat het na de drie uren duisternis op Golgotha middernacht heeft geslagen op de wereldklok, toen Christus zei: Het is volbracht! Sindsdien leven we als het ware in de genadetijd na middernacht.’ Voor de visie van ds. Van Zanden vond ik deze uitspraak van hem veelzeggend: ‘Ik denk ook dat in de hele eschatologie de goede volgorde is: eerst in de bevinding, dan in de wereldtijd.’
Zeventien gesprekken, ze kunnen voor individu en gemeente dienstbaar zijn in de overdenking van het jaarthema van de Gereformeerde Bond, ‘Zie, Hij komt’.