Boekbesprekingen
Steef Post Petrus Immens. Pastoraal bewogen prediker. Uitg. Den Hertog, Houten; 220 blz.; € 19,90.
Toen ds. C. den Boer (1931-2019) predikant werd in Zeist, begon hij daar met gemeenteavonden in de week van voorbereiding voor het avondmaal. Het waren drukbezochte avonden en in de tijd dat hij in Zeist stond (1966-1972), brachten deze avonden voor velen een doorbraak in hun persoonlijke geestelijke leven. Niet minder kwam er ook voor heel wat tobbers en twijfelaars ruimte om aan het avondmaal te gaan. Tijdens deze voorbereidingsavonden behandelde ds.
Den Boer De godvruchtige avondmaalganger van Petrus Immens, een boek dat in de loop van de eeuwen veel vrucht heeft gedragen.
Recent publiceerde dr. S.D. (Steef) Post een biografie van Petrus Immens (1664-1720), predikant in Oirschot, West-Souburg, Zaltbommel en ruim twintig jaar in Middelburg. Het boek van Post bevat een grote hoeveelheid biografisch en genealogisch materiaal. Wie geïnteresseerd is in persoon en context van Immens, zal er heel veel in vinden. Het boek geeft een boeiende inkijk in de protestantse gemeente in het achttiende-eeuwse Middelburg – met alle persoonlijke details van diverse bekende Middelburgers. De focus ligt op de beleving van de persoonlijke vroomheid. Ontroerend is de beschrijving van het heengaan van de jonge Cornelia Constantia Winckelman en de geloofszekerheid die zij op haar sterfbed ontving.
Met speciale interesse heb ik gekeken naar de beschrijving van de avondmaalspraktijk. De context van Immens’ boek is immers die van een gemeentebrede avondmaalsgang. Het was een uitzondering als gemeenteleden niet aan het avondmaal gingen. In dat geval kregen zij bezoek vanuit de kerkenraad en was er aanleiding voor een vermaning. Dat alles geheel in de lijn van Calvijns visie op het avondmaal en zijn overtuiging dat het avondmaal thuishoort in het hart van het gemeenteleven én van het persoonlijke geloofsleven.
De beginnende Nadere Reformatie sloot aan bij Calvijn, maar in de loop van de tijd werd de diversiteit op dit terrein groter. In de tijd van Immens is dat al goed zichtbaar. Een groep gemeenteleden wil niet aan één tafel zitten met onbekeerden en organiseert de toegang tot de tafel zo dat dit voorkomen wordt… Bij Immens zelf klinken andere geluiden: hij houdt de polen van de ellips goed in balans: een hartelijke en onvoorwaardelijke nodiging tot het avondmaal gaat samen met het aandringen op een oprechte en diepe geloofsbeleving.
Historisch onderzoek is nooit waardevrij; ook niet, als het de geschiedenis van de vroomheid betreft. Spannend wordt het rond de vraag hoe we de visie en de praktijk van Immens moeten actualiseren naar de hedendaagse context. Gaat het hier om vragen die alleen verstaan worden in een klein segment van de kerken en die wortelen in een subcultuur? Of zijn hier toch wel degelijk de universele vragen van geloofsleven en kerkelijke praktijk aan de orde? Natuurlijk zal daarvoor een flinke vertaalslag nodig zijn, maar hoe maken we de inzichten van Immens en anderen dan vruchtbaar voor vandaag? Ik denk dat we zulke vragen niet uit de weg moeten gaan.
Het gesprek daarover zal dan wel iets breder en dieper gevoerd moeten worden dan nu in een evaluerende paragraaf gebeurt. In het bestek van dit boek kon dat vermoedelijk niet anders. Toch acht ik de auteur zeer wel in staat om dat bredere gesprek te initiëren en te voeren. Zijn irenische instelling (her en der in het boek is op dit punt verwantschap met Immens merkbaar) zal er ongetwijfeld aan mee kunnen werken om niet te vervallen in een gevecht over het eigen gelijk, maar om gezamenlijk te zoeken naar een constructieve inzet. Zou het mogelijk zijn om de inzichten van Petrus Immens vruchtbaar te maken in het brede spectrum van de kerken in onze tijd? Of is dat een illusie?
Post wijst erop dat naar Immens’ inzicht het sieraad van een nederige gestalte fundamenteel is voor een zegenrijke avondmaalsgang. Ongetwijfeld is diezelfde nederige gestalte nodig voor een zegenrijk kerkelijk gesprek over de geestelijke erfenis van Petrus Immens.
L. Wüllschleger, Harderwijk